Archieven

86 Rekest van Govert van der Hoeven drossaard der heerlijkheid Heeze en Leende in kwartier Peelland te kennen gevende dat haar Ed: Mo: van de Raad van State tot nader inteugeling van die van het pausdom via een resolutie van 39 juli 1717 hadden goedgevonden te gelasten aan de vier kwartierschouten van de Meierij dat zij tot wering van de klachten over de paapse superstitiën die in enige dorpen werden gepleegd met bedevaarten en dergelijke uiterlijke ceremonie zouden aanzeggen aan de pastoors of papen onder wiens dorpen het geschiedt, dat zij daarin zouden hebben te voorzien op straffe van de aanzegging dat ze daar moeten vertrekken. De suppliant heeft uit hoofde van zijn functie i.v.m. die paapse stoutigheden aangesproken Johan Spierinx roomse priester te Heeze door de vorster had laten aangeven dat hij op 10 mei 1730 zijnde de zgn. Sint Jobsdag geen roomse dienst zou mogen plegen noch de zondag daarop volgende zijnde 14 mei. De drossaard is echter in ervaring gekomen dat op zondag in een schuur op Ginderover, een gehucht onder Heeze, een dienst was gepleegd zoals blijkt uit het toegevoegde relaas. Daarop heeft hij het als zin plicht geacht om Johan Spierinx gerechtelijk te laten aanzeggen dat hij daarom de facto zou moeten vertrekken zoals blijkt uit het relaas en de insinuatie van de vorster die aan het rekest zijn toegevoegd. Dwe suppliant verzoekt aan de Ho: Mo: hierop te disponeren. Het rekest wordt aan de Raad van State gezonden waarop de heren die in commissie naar Brabant komen zich hierover nader moeten laten informeren en nadien daarop disponeren