Archieven

448 Emont Dircks als rentmeester voor de heer van Boxtel is in de voltallige schepenbankvergadering verschenen en heeft Engelbrecht Gijsbrecht Embrechts in rechte aangesproken over een pacht van 1 mud rogge die 9 of 10 jaar onbetaald is gebleven die de heer van Boxtel steeds heeft ontvangen uit een akker te Cleijner Lijemde genoemd den Nijewen Acker ter plaatse genoemd Hoogh Vorst, b.p. de heer van Boxtel, Henrick Nennen en meer anderen, de gemeenschappelijke straat. De rentmeester heeft zijn achterstallige vordering voldoende aangetoond waarop de schout aan de schepenen om vonnis heeft gevraagd. Wij als schepenen verklaren dat het aan Engelbrecht Gijben kenbaar is gemaakt inzake deze vordering van de rentmeester zoals het hoort. Daarna heeft ´onze lieve heer´van Boxtel het bezit weer verkocht aan Henrick wettige zoon van Engelbrecht Gijsbrechts Embrechts voor het genoemde mud rogge zoals in het proces daarover duidelijk is geworden en welk proces met een schepenvonnis is beeindigd. De heer van Boxtel draagt dit mud rogge nu met alle brieven ervan over aan genoemde Henrick en belooft deze overdracht gestand te doen en alle lasten af te handelen. Getuigen Engelbrecht van de Berselaer, Wouter van de Loeck en Aert van Vucht. De eerste brief is van 9 augustus 1482. De datum van de tweede brief is 11 december 1485. (De eerste brief is dan blijkbaar de uitwinning en de tweede de overdracht van het bezit aan de zoon van de schuldenaar die mogelijk dan de rogpacht heeft afgelost?, JT)