Archieven

113 Voor mij notaris en getuigen verschenen op 20 oktober 1687 Jan Hendricks van den Donck wonend te Berlicom, als curator voor het bezit van Aert Jan Aerts van der Donck als partij ter ener zijde en Handrick Lamberts van Schijndel, Jan Huijberts en Jan Adriaens de Jonge alhier wonend als familie van de weduwe van Adriaen Adriaens de Jonge als partij ter andere zijde en hebben een minnelijke overeenkomst gesloten over de aanspraken van de curator op de weduwe van Adriaen Adriaens over achterstallige huishuur. Genoemde Hendrck Lamberts van Schijndel, Jan Huijberts en Jan Adriaens de Jonge beloven samen en hoofdelijk om aan de genoemde curator ten behoeve van Aert Jan Aerts van der Donck de som van 100 guldens te zullen betalen, en wel vanwege 3 jaar huur van huis en land eigendom van deze Aert Jan Aerts van der Donck dat door de genoemde weduwe wordt bewoond, alhier gelegen op de Sporckt. Die huur loopt af op Pinksteren van volgend jaar 1688. Alle gerechtelijke kosten voor het verzoek van machtigingen voor de verkoop van het roerend bezit van de weduwe zullen worden betaald door Jan Hendricks van der Donck als curator, maar het verteer ten tijde van de beslaglegging door Tijs van Osch als vorster alhier gedaan ten huize van Huijbert Adriaens van de Merendonck zal worden betaald door genoemde Hendrick Lamberts van Schijndel cum suis. Verder is afspraak dat deze 100 gulden aan Jan Aerts van de Donck betaald moeten worden binnen nu en 2 maanden. Partijen beloven op onderpand van hun persoon en bezit dat ze verder geen aanspraken meer op elkaar zullen stellen. Aldus gepasseerd in Den Dungen. Getekend : Jan Hendricks van der Donck, het merk + van Hendrick Lamberts van Schijndel, het merk + van Jan Adriaens de jonge, Lambert van Rosmalen als getuige, Hendrick Janssen Spierincks als getuige, mij present W. Mans, notaris.