Jacob Jans vanden Bogert, Wijnant Jans van Amstel als man van Merijken Jan Eijmberts vanden Bogert, Pieter Jacob Martens van Hedel ende Hendrick Claes vander Aa testamentarie momboiren van Jan Jans vanden Bogert, alle kinderen ende erffgenamen van Jan Eijmberts vanden Bogert verweckt bij Grietge Jacob Maertens van Hedel zijne ierste huijsvrouwe, hebben met melckanderen gemaect scheijdinge ende deijlinge van de huijsen, erven ende gronden bij de voors hunne ouderen naergelaten.
(1) Jacob Jan Eijmbrts is te deel gevallen: een huijs, est ende varckenskoij met de helft vanden vorsten acker met het bosken daer teijnden tot lant gereeckent, mitsgaders den helven hoff ende boomgaert, groot tsamen ontrent 8 lopense in Berlicum ter plaetse genoempt aende Werst, belendingen: dhr. Schulius predikant alhier; de condividenten hier tegens gedeijlt; de erve hier onder genoempt; de gemene werst; met de gerechticheijt vande halve potinge op de gemeijnte nevens de voors heere predikant; item het ackerken teijnden den voors acker, groot ontrent 4 lopense, belendingen: dhr Schulius; erve hier tegens gedeijlt; Geurt Peters; erve deser condividenten. Belast met een malder erffrogghe aende hr. rentemeester Schuijl; item alnoch jaerlijcx aende selvige de somme van 25 stuijvers; item alnoch aenden heijligen geest tot Berlicum alle jaeren de somme van 2 gulden 10 stuijvers; item de helfte vande gebuijrchijns daer van outs wt gegaen hebbende; item 3/r in eenen camp weijlants gelegen inde werst voors, waervan Hendrick Maertens het ¼ part is competerende, gemeijnlijck genoempt Pieter inden Houx camp, belendingen (van de gehele camp): jonker Verstegen cum suis; Teunis Gerrits cum suis; de gemene werst; de werst weteringh daer teijnden vlietende; item 4½ hont inde buijnders in Rosmalen in eenen meerderen camp van 2½ mergen;
(2) de voors momboiren ten behouve van Jan Jans vanden Bogert is te deel gevallen: de schuijr met de helfte vanden voors acker ende de helfte vande boomgert 12 voeten vande huijsinge te blijven, tsamen groot 8 lopense in Berlicum aende werst, belendingen: Goijert Peters; de erffgenamen hier tegens gedeijlt; erve genoemt tnieulant hieronder genoempt; een houck 12 voeten vande voors huijsinge ende voorts over de misse op den gestelden pael tegenwoordich een esse struijck uijtlopende op de gemeente genoempt de werst; met de gerechticheijt vande halve potinge op de gemeente; tusschen het voors huijs ende schuijr; sullen het ierste ende twede loth melckanderen onbecroont moeten wegen mitsgaders over de misse; mits conditie dat dit loth sal moeten onderhouden het hecken aende gemeijnte met de posten; item noch een acker lants int achterste nieulant groot 3½ lopense aldaar, belendingen: Goijert Petrs; de erve hier tegens gedeijlt; erve der voors condivident; Goijert Peters voors; hierwt jaerlijcx te vergelden een erfmauwer rogge aende heere Schuijl rentemeester vande geestelijcke goederen; mitsgaders de helfte vande gebuijrchijns int ierste loth nader wtgedruckt; item een camp weijlandt groot 4 mergen 2 hont aldaar, belendingen: Claes Claes Goijerts; jonker Verstegen; erve hier tegens gedeijlt; de gemeijne strate; item noch eenen camp weijlants gelegenn int leijnsbroeck genoemt den buijten buijnder groot ontrent anderhalve mergen aldaar, belendingen: de gemeijnte genoemt tleijnsbroeck; jonker Johan vander Schouten; Hendrick Arie Rommuts; de gemene werst; item noch 4½ hont hoijlants gelegen inde Empelse houve in een meerderen camp van 3 mergen genoemt Peter inde Houcx camp.
[in marge:] Zijn voor schepenen onderges. gecompareert Jan Janssen vanden Bogaert geadestieert met Peter Jacob Martens van Hedel als testamentaire momber, Thunis Janssen van Overbeck en Lambert Zimons vanden Heuel als geede momboren vande 3 onmondighe kijnderen van Jacob Jan Emmers, verweckt bij Iken Pauwels Gerits van Uden, verclaeren dat dese deilinge welverstaende het eerste en tweede loth met een ander tusschen den voornt. Jacob en Jan gebroederen in desen, hebben gelaeten int geheel en dat met een ander vast gestelt, redenen vermits door het afbranden vande huijsinge aende werfst, haer nijet geleegen quam om wederom te doen op timmeren, het wordt van geheel is te verstaen datse t’selve onverscheijden bij een ander hebben geleijt.
Ter presentie van Pr. Jan Pr. Zeben vande Westerlaeken en Roelef Matheuwssen schepenen in Berlicum den 26-2-1672.