Ten verzoeke van I. Johannes van Erp, Lambertuszoon, te Geffen, voor zich zelven, in zijne hoedanigheid van wethouder en als mondeling gevolmachtigde van a. den heer Wilhelmus Schouten, in zijne hoedanigheid van burgemeester, en b. Jan van Kreij, als wethouder, beiden te Geffen, tezamen uitmakende het dagelijksch bestuur der gemeente Geffen, II. den heer Henricus Schouten, te Geffen, in zijne hoedanigheid van armmeester van den algemeenen arme van Geffen, III. de heer Franciscus van Bakel, te Geffen, als mondeling gevolmachtigde van: a. Martinus van Erp, Lambertuszoon, te Geffen, in diens hoedanigheid van kerkmeester der Roomsch-Katholieke Kerk van Geffen, b. Theodorus Josephus Kuppens, te Antwerpen, c. Maria Kouwenberg, te Geffen, d. Hendrina Compeers, te Uden, e. Wilhelmus Schouten, Henricus Schouten en Elisabeth Schouten, allen te Geffen, f. Gijsbertus Martinus van Erp, te Geffen, g. de heer Rudolf de Roij, te Teteringen, h. de heer Jan Hoefnagel, te Schaijk, i. Frans van Dijk, te Geffen, ten huize van Antonius Schuurmans, te Geffen, van onroerende goederen onder Geffen, voor den tijd van 6 en 4 jaren, jaarlijksche huursom f 919,25.