Archieven

167 Aleide Wilhelmina van Willigen vrouw van erfdrost Johan de Lauwere. Legaten aan tijdelijke pastoor alhier honderd gulden; aan de katholieke kerk tweehonderdenvijftig gulden; aan de armen dezer stad tweehonderdvijftig gulden; aan mijn man Johan deLauwere boven de vijfduizend gulden die hij, volgens kracht van hun huwelijksvoorwaarde, uit haar goederen moet hebben nog vijfduizend gulden en daarenboven mijn hele portie van alle gerede en ongerede goederen. Idem legateer ze aan haar man, haar beste diamanten ring alsmede ook den zilveren theeketel en comvoor, alsmede gedurende zijn leven lang het gebruik van haar ouderlijk staand horlogie. Verder prelegateert ze aan haar enige zus, Anna Clara van Willigen vrouw van hofraad Bertraam d’Hagens, mijn zilveren toilet, alsmede al haar kleinoden en juwelen. Prelegateert aan mijn twee broers Jacob Johan van Willigen landrentmeester en Frans Antoon van Willigen duizend gulden ieder. Idem aan mijn broer Theodor van Willigen al hetgene, ik heb geprofiteerd voor mijn aandeel van hetgene deselve, ingevolge testamentaire dispositie van mijn papa zaliger minder heeft gehad in zijn erfenis. Idem legateert ze aan ieder van onze vier domestiquen, die bij mijn overlijden nog in dienst zullen zijn, met name Joseph, Antoon, Doore en Johanna tweehonderd gulden voor hun trouwe diensten. Idem legateert ze aan mijne ouders zaligers oude meid Joanna Roijackers tweehonderd gulden. Benoemt tot universele erfgenamen mijn drie broers en mijn enige zus. Ravenstein 27 april 1769. Ondertekend: A.W. de Lauwere geboren van Willigen. Akte van superscriptie:Wij J. Wijenborg en S.van der Lisse schepenen van Ravenstein tuigen, dat wij met onze landschrijver verzocht zijn op’t kasteel alhier, alwaar mevrouw A.W. van Willige, vrouw van erflanddrost de Lauwere ons ter hand gesteld heeft papier, op twee plaatsen door haar gecachetteerd met daarin besloten haar laatste wil, door haar zelf eigenhandig geschreven en ondertekend. Ravenstein 27 april 1769.