Archieven

56 Request van de regenten van Vught die verklaren dat ze. volgens oud gebruik, tot rotmeester over de hertgang de Waterkant hebben aangesteld een zekere Peter van Someren, om binnen dat rot alle sterke mannen, uit ieder huishouden één, op te roepen om gemeentewerken uit te voeren. In 1750 is door de domeinen opdracht gegeven het onderhoud van de weg van Vught naar Helvoirt ter hand te nemen. De rotmeester verzocht de naburen op 6 november ter plaatse te verschijnen, onder welk rot ook Mr. Christiaan Paulus van Beresteijn woonachtig was. Beresteijn heeft blijkbaar geweigerd de boeren te betalen. Op dat moment zijn de rotmeester en nog een rotgezel naar de stal gegaan en hebben daar twee wateremmers in beslag genomen als onderpand en op een geheime plaats in bewaring gegeven. Deze praktijk scheen al te bestaan sinds ‘immemoriale tijden’. Beresteijn stond in Vught, zo verhaalt het stuk, bekend als iemand die ‘van een zeer difficiel humeur is’ en in de tijd dat hij in Vught woonachtig was er op uit was om de naburen ‘op allerleij wijze te chagrineeren’. Men verzoekt de heren van de Raad en Leenhof Beresteijn opdracht te geven de boeren uit te betalen. Ondertekend door L. Ragaij secretaris, mede namens de regenten van Vught