Archieven

236 Jan Arts, landbouwer te Haps voor zich en als gelaste van: Maria Goossens weduwe van Willem Arts, landbouwster te Haps; van Anna Maria Arts weduwe van Bernardus Bens, landbouwster te Haps als moeder en voogdes over haar 4 minderjarige kinderen, genaamd Hermanus Hubertus, Willem, Engelbertus en Hubertus met als toeziende voogd Jan Arts voornoemd; van Willem Cuijpers, landbouwer te Haps gehuwd met Elisabeth Arts; van Casper Simons, winkelier te Haps gehuwd met Petronella Arts; van Martinus van de Groes, landbouwer te Gassel gehuwd met Johanna Arts; van Christina Arts, zonder beroep te Haps moeten overgaan tot deling der nalatenschap van wijlen Willem Arts voornoemd, overleden op 12-8-1866 Haps volgens vonnis arrondissementsrechtbank te ’s-Hertogenbosch dd. 13-5-1881, waarbij als onpartijdig persoon zal optreden Leopoldus Constantinus Henricus van Sasse van IJsselt, griffier bij het kantongerecht te Boxmeer. Partijen besluiten om eerst nog een inventaris te laten opmaken.

233 Egbertus Arts, landbouwer te Haps gehuwd met Catharina Francisca van de Groes; Martinus Linders, landbouwer te Haps gehuwd met Petronella Catharina van de Groes; Johannes Broekmans, landbouwer te St. Agatha weduwnaar van Anna Maria van de Groes overleden 30-04-1872 te St. Agatha als vader en voogd van zijn 2 minderjarige kinderen, met name Evert Martinus en Cornelis Petrus Broekmans en Hendrikus Haerkens, landbouwer te St. Agatha als toeziende voogd gaan over tot scheiding en deling van de nalatenschap van Anna Geertruida Janssen overleden te Haps 24-01-1879 in leven weduwe van Cornelis van de Groes, overleden te Haps 12-11-1864. Verwijzing naar akte van 23-04/07-05-1870 voor notaris Adrianus Cornelis Snoeck te Cuijk. Als onroerende goederen worden genoemd een bouwmanshuis met annex stal, een bakhuis, een burgerhuis en erf te Haps sectie B 1228 en 1229, alsmede percelen bouw- en weiland. Verdeling volgt.

204 Martinus Rudolphus Barten, landbouwer te Beugen gehuwd met Johanna Catharina van de Voordt; Johanna Wilhelmina van de Voordt, zonder beroep te Haps; Johannes Arnoldus van de Voordt, landbouwer te Haps; allen meerderjarige kinderen van wijlen Wilhelmus van de Voordt, overleden op 4-12-1861 te Oeffelt en van wijlen Maria Magdalena Mooren, overleden op 20-7-1873 te Beugen; alsmede de minderjarige kinderen Hendrikus Wilhelmus en Hendrika Catharina Maria van de Voordt met als voogd Hendrikus Mooren, bierbrouwer te Haps en als toeziende voogd Johannes van de Voordt, koopman te Beugen gaan over tot scheiding der nalatenschap van hun ouders. Aan onroerende goederen worden genoemd: huis, schuur, erf, stal, bakhuis sectie A 795; woning sectie A 373; huis, schuur, stal en erf sectie A 374; woning sectie A 1365; huis, schuur, stal, bakhuis en erf sectie A 1480; huis, schuur, stal en erf sectie A 421; huis, schuur en erf sectie B 796; de helft in een huis, stal, schuur en erf, sectie B 816 te Beugen; alsmede diverse percelen land in de gemeente Beugen, Boxmeer, Sambeek, Vierlingsbeek, Oeffelt, Cuijk, Haps en Mill. Verdeling volgt.

28 Elisabeth Kusters weduwe van het tweede huwelijk met wijlen Cornelis van de Lokkant, landbouwster Haps voor zich en als moeder en voogdes over Wilhelmina en Peter Antonius; Johanna van de Lokkant, dienstmeid wonende te Beers en Gerardus van de Lokkant, arbeider te Beers als toeziende voogd der minderjarigen willen overgaan tot verdeling van de de gemeenschap die heeft bestaan tussen wijlen Cornelis van de Lokkant en zijn eerste vrouw Maria Verbruggen en die tussen Cornelis van de Lokkant en tweede vrouw Elisabeth Kusters en nalatenschap van Cornelis van de Lokkant en Maria Verbruggen. Het betreft: huis met erf sectie A 310, opgaande bomen, bouw- en weiland te Haps, heide, roerende goederen en kontanten.