Archieven

Hendrik van Hout, herbergier in Stratum, voogd over Geertruda (12), Hendrika (11), Marjanna (10), Francis (8) en Hendrikus (6), minderjarige kinderen van wijlen Arnold van Hout, in leven landbouwer in Woensel, aldaar overleden, en van wijlen Theodora van den Broek, in leven landbouwster in Borkel, aldaar overleden, en Theo van den Broek, toeziende voogd, geven te kennen dat de kinderen weliswaar onroerend goed bezitten maar dat er ook schulden zijn die momenteel worden opgeëist. Daarom zie zij zich genoodzaakt om tenminste een deel van die bezittingen te verkopen. Toestemming wordt gevraagd aan de familieraad: Martinus van Hout, oom van vaderszijde, landbouwer in Woensel, Peter van Hout, oom van vaderszijde, bakker in Woensel, Peter van Hout, neef van vaderszijde, fabrieksarbeider in Stratum, Jan Pasmans, aangetrouwde oom van moederszijde, landbouwer in Woensel, Martinus Kantelbergs, aangetrouwde oom van moederszijde, arbeider in Woensel, en Laurens van den Broek, oud-oom van moederszijde, landbouwer in Woensel. Er wordt toestemming gegeven om zoveel te verkopen dat de schulden kunnen worden betaald.