Archieven

15 Getuigenverklaring van Arnoldus van der Crabben [40], Maria weduwe van Cornelis van der Heijden [53], Johanna vrouw van Johannes Vorstenbosch [32], Eijken vrouw van Willem Verschuiten [36], Adriaantie vrouw van Francois van Bree [28] met een verklaring ter requisitie van Zilvester Ydoleth rooms pastoor te Schijndel, Corstiaan Verhagen, Jan Adriaans Verhagen kerkmeesters van de Roomse Kerk waarbij de 1e deponent verklaart dat nu ca. 14 dagen geleden of 3 weken ten zijnen huize is gekomen Hendrina Hendrik Kemps wonende als dienstmaagd bij de Heer Petrus Grootveldt predikant alhier zeggende: “Geeft mijn eens twee halve brooden” hebbende bij haar een kerfstok waarop de broden zoals gewoonlijk werden ingekerfd of opgesneden en dat Hendrina tegen de deponent zei: “Snijdt een schapt tusschen twee andere in kerffstok dan weet er de juffrouw niet van”; de 2e deponente verklaart dat zijn op 18 maart Hendrina heeft ontmoet en dat zij toen aan Hendrina vroeg: “Waar bent ge vandaan, ik ben niet gewent u hier te sien”. Hendrina zei toen: “Ik ben van Stratum van daen hebbe daar kennis”. De attestante antwoordde daarop ‘neen’ en daarna zijn ze uit elkaar gegaan; voorts verklaart de deponente dat omtrent een half uur daarna door de 3e deponente is geroepen: “Komt eens bij ons” en dat de deponente daarop onmiddellijk is gekomen in het woonhuis van de 3e deponente waar zij ontmoet heeft de Heer Grootveldt predikant die tegen de deponente zei: “Goeden avont vrouw, hoe bent ge soo stout dat ge mijn meijt durft aanspreeken”, dat de deponente daarop zei: “Waarom mijn Heer”en dat daarop de predikant zei: “Ik wilse van geen paapse aangesprooken hebben hebben, want het is mijn kint, ik house voor mijn kint, die ik heb gebrogt van dat vervloekt vermaledeijdt gelooff aff”. Zij verklaart dat ze die woordenwisseling tussen de predikant en de Heer Grootveldt gehoord heeft.