Waarbij door partijen genoemd onder nummer 31 van dit repertoire [1. Alphonsus Petrus Arnoldus Gerardus van den Bergh te Ravenstein, als gemachtigde van Henricus Philippus van den Bergh te Vechel, en 2. Johannes Hendricus van den Bergh te Demen, voor zich en als gemachtigde van: a. Maria Ottonetta van den Bergh te Ravenstein, b. Otto Fredericus Johannes van den Bergh te Beugen, en c. Johannes Baptista van den Bergh te Ravenstein.] is toegewezen aan 1. Bernardus Lambertus van der Hagen te Lith, huizen cum annexis aldaar [te Lith] A 1329, 1330, 254 en 255, voor f 5.520,00, 2. Nicolaas Dijkhoff te Lith, bouwland aldaar [te Lith] A 819, voor f 1.175,00, 3. Levi de Winter, koopende voor Eva van Polen weduwe Israel te Winter, beiden te Lith, bouwland aldaar [te Lith] A 1296 en 1297, voor f 600,00, 3. Peter de Voer te Lith, koopende voor Johan Christoffel Marggraff te Vught, en Johan Lodewijk Marggraff te 's-Hertogenbosch, weiland A 1015 aldaar [te 's-Hertogenbosch] zegge Lith, voor f 585,00, en weiland aldaar [te Lith] A 1011, voor f 1.540,00, en 4. Lambertus van Sonsbeek te Lith, koopende voor Josephus Theodorus Sopers te 's-Hertogenbosch, weiland te Lith A 902, voor f 830,00, en voorts bepaald: dat de perceelen te Lith A 2005, 1932, 1933, 1934, 462, 464, 465, 466, 468 en 1935, voor f 7.345,00 bij scheiding zullen worden toebedeeld aan Henricus Philippus van den Bergh te Veghel.