Archieven

509 Marie van den Hoogen, weduwe Jan van der Marck, geassisteerd door vice-drost Johan van Willigen, en haar kinderen gaan over tot deling van de vaderlijke goederen. Marie mag houden: de hoeve gelegen bij de kerk te Reek; het drieske daarbij; bezwaard met 14 a 15 vat rogge of 4 gulden per malder aan het Gasthuis te Grave. Daarvan moeten de erfgenamen Cornelis Jan Tijssen een zesde part betalen wegens de akkers in de Hoeve gelegen. Nog een morgen hooiland in de Wijdt in de Groote Hasecamp te Grave; Bezwaard met 800 gulden van de 1000 gulden die daar op rusten ten behoeve van juffrouw Schott. De resterende 200 gulden moeten worden betaald door Marcelis van Londen, omdat hij die heeft genoten. Nog het klein Heisterboske, hergekomen van Gerit van Dijk. De inboedel en huisraad is onderling verdeeld. Marie heeft nog 7,50 gulden schuld aan Marcelis van Londen, richterbode, getrouwd met Joanna van der Marck; nog 110 gulden bij Henrik Boeraker, getrouwd met Willemijn van der Marck; nog 160 gulden aan Dominicus van der Marck. Deze schulden worden na de dood van Marie verrekend met de erfenis. De onroerende goederen worden in 4 loten verdeeld: Lot 1 is voor Hendrick Boeraker: huis, schuur, hof en 4 akkers bouwland met uitzondering van de branderij, ketel en kuip, die voor Gijsbert Meulendijck, getrouwd met Elisabeth van der Marck, blijven. Twee akkers zijn aangekocht van Gerit Laurensen. Bezwaard met nog 505 gulden aan de pastorie van Reek, van de totale 730 gulden schuld. Nog met 45 gulden aan de moeder Marie wegens kladschulden. Lot 2 is voor Gijsbert Meulendijk: den Vondercamp, groot 4 morgen; nog het Campke, groot 1 morgen, naast de Bagijnen; bezwaard met de helft van 300 gulden ten behoeve van de heer Deckers te Grave en met 150 gulden aan de pastorie van Reek. Lot 3 is voor Dominicus van der Marck: den Langen Camp, groot 3 morgen; den Grooten Bos, hergekomen van Marten van Hoogen;