Archieven

67 Voor schepenen van Veghel verscheen Johan Artus, cornet onder regiment van de heer grave van Berlo, kolonel en dat op verzoek van een brief van de schepenen van Someren van 4 maart 1687, om op verzoek van Thomas Idelet, advocaat en president van Someren een verklaring af te leggen. Hij verklaart dat hij op 4 januari 1687 'sig heeft vervoegt bij Johannes Breckervelt, predicant tot Someren en hem in presentie van Hendrick Roijmans doen maels president aldaer te hebben afgevraegt of hij den voorgaenden dage sig soude hebben gevanteert van dat door welgemelte heere grave van Berlo, soude wesen gesuborneert ende geinidiceert om den advocaet Idelet voorschreven te afronteren, waerop dat gemelte heer Breckervelt hem heer deponent antwoorde ‘t selve te wesen valscsh, ende in contrarie van dien dat nog des daegs te vooren hadde gedefendeert de eere van welgemelte grave van Berlo ten huijse van den advocaet Idelet voorschreven. Ende dat hij heere deponent gehoort heeft dat den heer Breckervelt daer verders op repliceert ende tegens hem zeijde dat Idelet maer een schelm was ende dat men hem het dorp behoorde uijt te jaegen.' Getuigen: Jan Goijaerts en A. Verputten, schepenen, mij present J. Boor, secretaris.