Archieven

69 Onderzoek van een bericht van rentmeester De Kempenaar op twee rekesten van Isaacq Ente koster en schoolmeester te Beek bij Aarle in kwartier Peelland met verzoek om een toeslag ipv de rondgang langs de ingezetenen voor het ophalen van paaseieren etc. [met details]

132 Missive van de raad en rentmeester generaal der domeinen van Brabant De Schmeling op een rekest van officieren en regenten van plaatsen en dorpen in kwartier Peelland verzoekend eom vernieuwing van de verleende letteren executoriaal; idem van twee rekesten van Isaack Ente koster en schoolmeester te Beek bij Aarle in kwartier Peelland i.v.m. zijn onkosten vanwege het gelui ten dienste van de gereformeerde godsdienst en hij verzoekt om een bedrag van 20 tot 25 gl. als vervanging voor zijn rondgang langs de huizen voor paaseieren etc. ; idem van de provisoren van de kerk van Someren in kwartier Peelland met een verzoek om de vaste goederen behorende aan de kerk en de H.Geesttafel te mogen verkopen en de opbrengst te mogen beleggen voor de kerk en de armen

101 Rekest van Johan Christiaan Kocker woonachtig te Kleef vader en voogd van zijn minderjarige zoon Leonard Christiaan Lebrecht Kocker die volgens een Ho: Mo: resolutie van 14 november jl. is begunstigd met een zeker beneficie of beurs genaamd St.Woutersaltaar en Onze Lieve Vrouwe altaar in de kerk van Beek bij Rixtel en verzoekt om een akte van collatie

95 Missive van de hoog- en laagschout van stad en meierij van ’s-Hertogenbosch de Graaf van Rechtere op een rekest van Dirk van der Hoenen, Marten van lieshout en Lucas Jan Saris die waren geautoriseerd van de voornaamste roomse ingezetenen van het dorp Son in kwartier Peelland, te kennen gevende dat in het dorp Son meest allen roomsgezind, door een rooms priester zonder kapelaan altijd bediend zijn geweest en daartoe twee schuren ter beschikking hebben en dat de ingezetenen die zich wijd en zijd in het dorp bevinden gebruik maken van een schuur aan de oostzijde van het dorp en een aan de westzijde, doch genoegzaam in het midden van het dorp, dat de roomse priester, die enige tijd geleden is overleden, de kerkdienst in de beide schuren over de hand heeft waargenomen, gelijk zulks van alle oude tijden ook is geschied, doch dat in beide schuren samen maar een kerkdienst hebben gehad en alleen door de geadmitteerde pastoor is verricht, zonder dat ooit enige priesters of kapelaans die niet geadmitteert waren, dienst daar hebben gedaan; dat de nieuw aangekomen priester bezwaren maakt om in beide schuren dienst te doen onder voorwendsel, dat conform de resolutie van de Ho: Mo; dd. 19 juli 1730, zulks niet zou mogen geschieden en daarom beducht was, dat hij daardoor door de officier beboet zou worden of dat zijn werk bemoeilijkt zou worden en dat hij daarom alleen diensten verricht in de schuur aan het oosteinde van het dorp; dat de roomse priester alleen dat pretext neemt om zijn commoditeit te hebben in het niet over en weder in die schuren dienst te gaan doen, omdat die andere schuur die genoegzaam in het midden van het dorp staat, en daar de roomse priesters altijd hebben gewoond en de oudste kerkschuur is, wat ver van zijn woning is afgelegen en geen de minste reflectie neemt op de incommoditeit van de roomse ingezetenen, waarvan sommigen ’n uur ver ter kerke moeten gaan;