Archieven

1057 Jenne dochter van Henrick Goetschalcks en Margriet weduwe van Goijaert Heijmen hebben ´besteerd´. (hun vordering aangemaand, JT). Datum 1 februari, getuigen Aelbrecht Janssen en Wouter van de Loeck.

656 Anno 1489 heeft Henrick Godschalcks zich voor schepenen beklaagd zoals hierna is beschreven. Datum 24 januari, getuigen Wouter van den Loeck en Willem van de Berselaer.

282 Jan wettige zoon van Cheris van den Laer heeft zich beklaagd voor schout en schepenen vanwege zijn betalingsachterstand van een malder erfrogge die 1 jaar onbetaald is, welke pacht Elisabeth weduwe van Dirck van Zandvoert had verkocht (=beloofd, JT) aan Henrick van de Laer, op onderpand van een stuk land dat eerder van Goijaert Volders was, b.p. Jan Covelmans, volgens de schepenbrief van Boxtel d.d. St. Barbaradag anno 1399. Nog beklaagt hij zich over de achterstand van een pacht van 12 lopen rogge en 6 lopen, welke pachten verkocht (=beloofd, JT) waren door Dirck en Engbrecht, broers en zoons van Dirck van Zantvoort van Gemonde aan Lisbeth dochter Henrick van de Laer, op onderpand van een huis, tuin, hofstad etc. gelegen in de parochie en jurisdictie van hiervoor, genoemd dat Gelucht, b.p. Gerit Stappaerts, de gemeenschappelijke straat volgens twee schepenbrieven van Boxtel, de ene d.d. de dag na Palmzondag anno 1386, de andere St. Paulus Confessordag anno 1387. De koop is gegund aan Andries Aelbrechts van Ghastel en die heeft de koop weer overgedragen aan Jan Cheris van de Laer. Datum 19 januari, getuigen alle schepenen.

243 Meester Henrick van Zeelem Lottensoen (Zelem ligt bij Hasselt, Belgie, JT), investiet en pastoor van de parochiekerk van Boxtel, namens de persoonschap, is in de ´gebannen vierschaar´ verschenen voor schout en schepenen en beklaagt zich over de chijns van 2 oude groten per jaar die vele jaren onbetaald is gebleven, op onderpand van een stuk land gelegen in de genoemde parochie te Brukelen aldaar genoemd Gruenendael, b.p. de gemeijnte van Zelisel, de erfgenamen van Gerit Brants. Omdat hij zijn achterstallige vordering genoeg heeft aangetoond, verzoekt hij om een vonnis, zodat hij zijn vordering op het onderpand kan verhalen. Er is daarna aan alle voorschriften voldaan en de schepenen hebben zulks per vonnis bepaald en het onderpand heeft zijn ´geboden en genachten´gehad, het ene ´gebood´ 14 dagen na het andere zoals dat gebruikelijk is. In het vonnis is bepaald dat het onderpand mag worden verkocht, waarbij de rechten van anderen gerespecteerd dienen te worden en het is daarna verkocht aan heer Lenaert van Boeschot, priester voor de achterstalligheid en de onkosten die zijn gemaakt of nog gemaakt zullen worden. Omdat niemand het onderpand willde aflossen heeft de koper aan de schout gevraagd of de koop een ´weer´zou zijn, waarop de schout en schepenen hebben gezegd dat de ´heer van den lande´de koop ongedaan kan maken voor zover de schepenen daarover wordt gevraagd een uitspraak te doen. Daarna heeft de koper het bezit overgedragen aan meester Henrick van Zeelem. Datum de dinsdag na St. Jacobsdag 1482. (attentie jaartal, JT)