Archieven

53 Missive van de stadhouder van de kwartierschout van kwartier Peelland Eckringa vanwege het graven en beplanten van de limietgraaf tussen die van Asten en Someren aan de ene kant en die van Weert, Nederweert en Meijel [er staat Miel] aan de andere kant [met details over de limietpalen].

40 Missive van Prins Carel van Lotharingen etc. inzake het dispuut tussen Asten, Someren, Meijel en Nederweert over hun limietscheiding gevolgd door een aparte bijlage met de provisionele uitspraak van 30 oktober 1754.

53 Missive van de Heer van Haren haar Ho: Mo: gecommitteerde bij Zijne Hoogheid Prins Karel van Lotharingen als gouverneur generaal der Oostenrijkse Nederlanden geschreven te Brussel op de 2e juni 1755, inhoudende dat hij in het laatste van het vorige jaar aan haar Ho: Mo: had gerapporteerd namens de commissie die hij met de cancelier van Oostenrijks Gelderland op de grenzen van de Peel en betrekking hebbende op het dispuut tussen die van Asten Someren Meijl en Nederweert, had geëxerceerd en aan haar Ho”Mo”toegezonden het project uitspraak door gemelde cancelier en hem geconcipieerd, om te worden gepronuncieerd en geëxecuteerd indien na de 1e januari van dit jaar die van Asten niet voor die tijd kwamen te produceren een zekere sententie , welke zij voorgaven in die zaak te zijn gewezen door de Hof van Brabant te Brussel en die door hen werd aangehaald als militerende in hun faveur; dat het haar Ho: Mo: ook had behaagd het gemelde door hun commissarissen van beide mogendheden te approberen en hen in gevolge van dien te zenden de ratificatie in forma daarvan, nadat de 1e januari verstreken was. Dat de ratificatie van de kant van de regering aldaar insgelijks in gereedheid was om tegen de republiek te mogen worden uitgewisseld, zoals binnen 8 dagen stond te geschieden en dat derhalve niets meer over was ivm het termineren van het genoemde dispuut en het zijn volle beslag te geven; het betreft een scheidingsgracht waarvan het graven met dit zomerweer kan worden voortgezet. – zie ook folio 456

34 Rekest van J. Losecaat drossaard der heerlijkheid Asten en Ommel in kwartier Peelland met verzoek dat de ondervorster en de schutters mogen worden gekwalificeerd tot het doen van aanhalingen in welke akte worden genoemd de eigenaren van de korenwindmolens en de respectieve vorsters der plaatsen om te allen tijden, wanneer ze iemand ontdekken die gezondigd heeft tegen hetgeen gestatueerd [vastgesteld] is aan te halen en daarvan kennis te geven aan de officier van d plaats en dat de heerlijkheid Asten en Ommel, grenzend aan diverse dorpen als Someren, Lierop, Vlierden en Deurne mitsgaders Meijl en Nederweert op het keizerlijk territorium, een situatie welk de gelegenheid biedt aan sommige kwaadwillige ingezetenen nabij de limieten wonende, om hun granen elders te laten breken wat strijdig is met de publicatie en resolutie van de Ed: Mo: van 3 februari 1744 op de rekesten van Bregje van Ghezel destijds Vrouwe van Asten en Ommel gunstig verleend en dat het stuk der aanhalingen door de uitgestrektheid der jurisdictie zeer moeilijk valt en in dat opzicht bijna in het geheel niet kan worden voldaan; in dezelfde akte staat ook vermeld L.Wijchel drossaard der heerlijkheden Deurne en Liessel.