Archieven

378 Kopie: Gecomp. voor schepenen Nederweert Jan Manders, inwoner Someren, welke verklaart schuldig te zijn aan zijn vader Goort Manders F 4000,-- voor de aankoop van molens te Erp.

157 Francis Cleophas en Martinus Cleophas, molenaars; Henricus Cleophas en Willem Cleophas, beiden grondeigenaren; Johanna Cleophas, Geertruij Cleophas en Henrica Cleophas, alle drie particulieren; allen wonende te St. Anthonis; Johanna Maria Cleophas gehuwd met Johannes van Sambeek, bouwman, wonende aan de Sambeekse Hoek; allen kinderen van wijlen Renier Cleophas, gewoond hebbende en overleden te St. Anthonis; Peter van den Heuvel, koperslager te Boxmeer en Geertruij van den Heuvel gehuwd met Johannes van den Hork, bouwman te Mill; beiden kinderen van Adriaan van den Heuvel, overleden te Boxmeer en wijlen Hendrina Cleophas; Johanna Cornelia Thijssen. particuliere te Venraij, weduwe van Hendrik Cleophas, als moeder en voogd over haar minderjarige zoon Martinus Cleophas, met Henricus Verblackt, schoenmaker te Venraij als toeziende voogd. Comparanten gaan over tot boedelscheiding van de nalatenschap van wijlen Wouter Huts, in leven landbouwer en onlangs overleden te Nederweert. Verwijzing naar testament van 03.03.1829. Verzoeken, omtrent deze nalatenschap de baten en lasten en memorie van successie op te maken en in te leveren te Weert.

36 Missive van president van Kinschot die te Brussel een memorie had ontvangen van de Graaf van Harrach betreffende de onenigheden tussen de ingezetenen van enerzijds Weert en Nederweert zijnde territorium van Hare Majesteit de Koningin van Hongarije en Bohemen en die van Asten en Someren in het territorium van de Staten Generaal over het weiden van hun beesten en het graven naar turf. Inliggend een franstalig stuk over deze kwestie

23 Request van de armmeesters van Nederweert in het overkwartier Gelderland die antwoord hebben gekregen van de president van Someren – 26 maart 1704. Inliggend de tekst van het request waaruit blijkt dat deze armmeesters recht hebben op een jaarlijks bedrag van f 80,- van Someren. Die van Someren memoreren aan de oorlogstoestanden van 1702 en aan het feit dat ze die rente moeilijk kunnen betalen gezien de grote armoede. Toch wordt hen opdracht gegeven van hogerhand dit wel te doen – 15 maart 1704. Inliggend een verklaring van Peter van Helmont gewezen borgemeester van Someren, Hendrick Weijnen schepen en Peeter van Liel schepen, dat ze aan de armmeesters van Nederweert Jan Beijes en Jan Saesen een jaarlijkse rente hebben betaald van f 80,- op 19 april 1702. Het stuk is ondertekend door P. van der Lith 24 december 1703