Archieven

49 Rekest van Hermanus Rysterborgh secretaris te Schijndel in kwartier Peelland inhoudende dat Jan van Beverwijk en Gijsbert van Beverwijk resp. wonende te Bergeijk en Eersel als eigenaars van de secretarie of schrijfambt van Schijndel de suppliant op de 23e september 1749 en dat hij op de 25e september 1749 de approbatie heeft verkregen van de Ho: Mo: en heeft het secretarisambt nu 13 jaren uitgeoefend op een deugdelijke en vreedzame manier; dat hij zijn werk altijd naar behoren heeft gedaan en zich behoorlijk had gedragen en miemand mitsdien zonder wettige en gejustificeerde oorzaken was bevoegd de suppliant daar van te removeren of te ontzetten of hem in de possessie en exercitie van dien enig empechement [verhindering of beletsel] hinder of turbe aan te doen, echter had gelast aan de gemelde Jan en Gijsbert van Beverwijk de suppliant in de voorschreven zijn deugdelijke possessie vel quasi in de exercitie van zijn voorschreven bediening en ambt te turberen als hebbende kunnen goedvinden de suppliant op de 14e juni 1762 door de vorster van Schijndel gerechtelijk te doen aanzeggen, dat de suppliant met ultimo september van dit jaar 1762 de gemelde secretarie zou moeten verlaten en alsdan aan hen of de aankomende secretaris getrouwelijk alle charters protocollen rekeningen en papieren behorende tot de secretarie te extraderen [overgeven] en trachtende alzo de suppliant van de exercitie van zijn bediening te depossideren [uit zijn ambt zetten] ; Rijsterborgh wendt zich t.a.v. deze kwestie tot de Raad en Leenhof van Brabant en verzoekt daar om een mandement van maintenue disponerende tegen et besluit van de heren Van Beverwijk en hij hoopt dat de Ho: Mo: geen besluit zullen nemen mbt de eventuele voordracht voor een andere secretaris in de plaats van de suppliant en prefereert dus een rechtzaak over deze kwestie. – zie ook folio 607, 647, 679