Archieven

73 Compareerde voor schepenen ondergetekent Cornelis Janssen als in huwelijk hebbende gehad Catharina Smits, verwekt in eerste huwelijk bij wijlen Jan Smits, ende Johanna Kemps in leven echte luijden, den welke verklaarde te hebben ontfangen uijt handen van Casperijn Meijts, zijnde de twede huijsvrouwe van wijlen gemelde Jan Smits, de somme van 35 gulden in voldoeninge van de erfportie den voornoemde comparant competerende in de nalatenschap van wijle voor gemelde Jan Smits, en schelde derhalven daar van guijt, los en de vrij de voornoemde Casperijn Meijts, neffens desselfs kinderen, en mede erfgenaamen zonder eenige rezerve deswegens te behouden tot laste van voornoemde bordel of nalatenschap, als door voornoemde Casperijn Meijts ter zaake voorschreven ten vollen voldaan en gecontenteert te wesen. Actum Vught den 15 den december 1730. H.v. Eijndhoven. Dit is het merk + van Cornelis Janssen Verclaart niet te kunnen schrijve. Cornelis van Esch. In kennisse van mij L. Ragaij secretaris.

72 Wij Henderik van Eijndhove en Cornelis van Esch scheepenen van Vught certificeren ende verclaaren mits desen ter requisitie van Jan Gerrits en Henderik Martens beijde woonende tot Geel Landen van Brabant voor ons scheepenen in eijgener persoonen gecompareert, den eerste comparant in huwelijck hebbende Catharina van Lanten ende de tweede comparante in huwelijk hebbende Henderina van Sante sijnde beijde de conparanten huijsvrouwen eijgene bloet susteres, ende in den bloeden eijgen noigten van Jan van Santen van den Bos wiens vader was Henderik van Santen en moeder Maria Thijssen ende derhalve geen meer off naader erffgenaamen sijn van voors Jan van Santen van den Bos als voorschreven comparanten huijsvrouwen, mitsgaders Francis van Santen als sijnde mede een eijge bloet broeder van voorschreven Catharina en Henderina van Santen. Actum Vught desen 18 november 1730. H.v. Eijndhoven, Cornelis van Esch. Mij present L. Ragaij secretaris.

71 In den name des heeren amen. Op huijden den 16 deser loopende van augustus 1730 voor de middagh de clocke 11 uren compareerden voor heere schepenen ondergenoemt Johannes Groenendael ende Johanna van den Brandt echteluijden den tweede comparant sieck te bedde leggende dogh beijde haer verstant ende memorij wel maghtigh soo uijterlijk bleeck de welcke verclaerden dat zij acht gaven op de broosheijt van het menschelijck leven, wel wetende datter niets sekerder is als de doot doch niet onsekerder is dan de ure des selst, ende daerom van dese werelt niet wilden scheijden, sonder alvorens van haere teijdelijcke goederen, haer van godt almaghtigh verleent gedisponeert te hebben, sulx doende uijt haer eijgen wille sonder opmakinge ofte misleijdinge van imant revocerende casseerende doot ende te niet doende alle soodanige testamente codecillen ofte andere makingen als zij comparante te samen ofte ider van haer int besonder mochten gemaeckt ofte gepasseert hebben niet willende dat de selve sullen valideeren ofte effeckt sorteeren onder van nieus disponerende bij desen haeren testamente soo bevelen zij comparanten alvorens gaere onsterfelijke zielen wanneer die van haere doode lichamen scheijde zullen in de barmhertige handen van godt almaghtigh, ende haere doode lichame de aerde met een christelijcke ordentelijcke befraeffenisse naer haeren staedt comende daermede tot de dispositie van alle haere goederen soo verclaerde de voornoemde comparanten en sulcx met onderlingh consent van den eenen en van den anderen, den langhstlevende van haer beijde te noemen laten en maken als haeren enuverseilen erfgenaem alle haere goederen, voor roerende ende onroerende haeftelijck ende erfhaeftelijck goudt, zilver, gemunt ende ongemunt gene van alle uijtgesondert waer ter plaetsen die mogte gevonden worden ofte gelegen zijn geene ter werelt uijt gesondert, die den eerst stervende den langhst levende van haer beijde metter doot mogte coomen te ontruijmen ende naer te laten omme daer van bij

52a Op heden den 15 maart 1730 soo zijn de naarbeschreven coopen vercogt ende beslaagen als volgt, ende werd voor eerst hier ten beurden gebragt een stuk teul oft weijland gemenelijk genaemt Gansoijen groot ontrent 5 ½ lopense of soo groot en cleijn ’t selve gelegen is in de Taelstraat neffens de erve van Tomas Maas naar de zuijdzijde en oostwaerts de revier de Dommel westwaerts de gemeene steegh, en voor de gemeene straat zijnde los ende vrij. Ingeset bij Cornelis Ivens op 400 guldens, ende aftgehangen van 600 guldens, en gedaalt op 555 guldens is daar voor gemeijnt bij Thomas Maas, die daarop heeft geslaagen 45 slaagen. Item een parceel teullands gelegen op de Vughtse hoeven tusschen erve d’ene zijde Sr Paijmans d’andere zijde de kinderen Peter Molegraaft strekkende met den eene eijnde op de gemeene wegh, en met den andere eijnde Hendrik van Eijndhoven groot ontrent anderhalft loopense ofte soo groot en cleijn het selve aldaer is gelegen ingeset bij Cornelis van Giersbergen op 40 guldens, en aftgehangen van 200 guldens en gedaalt op 94 guldens is daar voor gemeijnt bij Michiel den Ouden, die daarop heeft gehoogt ende geslaagen 6 slagen. Item een parceel gelegen als voor groot ontrent een loopenzaat tusschen erve van weduwe Joos Frijssen aan de eene zijde, d’andere zijde d’heer van Erp, strekkende van gemeene wegh, tot op de erve van de erffgenaamen Jan Ariaens de Jongh, ingeset bij Mattijs van der Brugge op 35 guldens, en aftgehangen van 150 guldens, en gedaalt tot op 62 gulden is daar voor gemeijnt bij Cornelis van Giersbergen, die daarop heeft gehoogt en geslagen 3 slagen. Onder Helvoirt: Item een stuk land gelegen tot Helvoirt in de Moleakkers groot ontrent 1 ½ loopense gelegen tusschen erve van de weduwe Lijske Cornelissen aan de eene zijde, en Goijaer de Cuijper aan de andere zijde, d’eene eijnde de gemeene wegh, het andere eijnde op de straat. Ingeset bij Cornelis van Giersbergen op 30 guldens, en aftgehangen van 150 guldens en gedaalt tot op 64 guldens is daar