Archieven

98 Isabella Marie van der Meulen en de Heer en mr. Nieuwenhoff voor de ene helft en Philip van der Elde [vgl. Delden] voor de andere helft die een brief van een decreet van de Ed: Rade van Brabant laten zien waarbij Johan Vissers en Elerman van Lunen deurwaarders, op basis van een sententie, ten behoeve van Victor van Beugen c.s., Arent van Thienen, en Eringard van der Linde Heer en Vrouwe van Berlicum i.v.m. de verkoop van de korenwindmolen te Schijndel met huis en landerijen, in welke akte wverder wordt genoemd Elias Maarlant procureur, Mr. Cornelis van der Meulen en Philip van Delde dd. 30 juli 1687 – geregistreerd Willem Roessing, Gisb. de Jong en Hendrik Minten

334 Ondergetekende Landschrijver van het Land van Cuijk heeft op verzoek van Lambertus Verblakt heden ten protocolle van de Hoofdbank van Cuijk doen registreren zekere sententie door de Raad van Brabant , den Haag d.d. 19 November 1782:. Gezien in de Raad en Leenhof van Brabant en Land van Overmaze het request door of van wege Lambertus Verblack, wonende te Venray, Land van Kessel als rentmeester van Adam Alexander Grave van Schellard , Heer van Geisteren, wonende te Dusseldorf, sustinerende de suppliant dat het Hof tot Haps, Land van Cuijk, met de tienden en beemden aldaar, waar mee des suppliants voornoemde principaal de 5e Oktober 1741 bij de Leenhof van het Land van Cuijk is verlegd en beleend nimmer in handen van geestelijke personen of corpora geweest is en verzoekende, dat dit alzo door deze Raad zou worden verklaard en uitgewezen. Gezien ook de certificatie van Mr. Peeter Ragaij, secretaris van de stad Grave en geautoriseerde Griffier van de Lenen van het Land van Cuijk d.d. 25 Juli 1778 aan de voornoemde requeste geannexeerd, gelet tot dien op de consideraties en advies van de advocaat -fiscaal van Brabant. Alles conform en ter voldoening van het derde artikel van het plakaat door de Hoogmogende Heren Staten Generaal der Verenigde Nederlanden op de 16e Januari 1778 gedaan emaneren. En voorts gelet op al hetgeen waar op ten deze te letten stond. De Raad verklaart de suppliant qq en diens sustenu gefundeerd te zijn en dat Adam Alexander Graaf van Schellard, Heer van Geisteren als bezitter van de tiende hiervoor vermeld is vrij en vrijgesteld van te contribueren tot het bouwen, vernieuwen, repareren en onderhouden van de kerken ten plattelande en de daaraan vast zijnde gebouwen met hetgeen daartoe behoort en bij het 1e artikel van haar Hoogmog. voornoemd plakaat van 16 Januari 1778 breder vermeld staat.. Aldus gedaan te 's-Gravenhage door de Heren Nicolaas Hendrik van Hoorn, Preases, Willem van Laar, Fredrik Willem Chion, Nicolaas Jacob Buteux, Antony Jan

64 Gezien in de Raad en Leenhoven van Brabant en Landen van Overmaaze een missive van scholtus, burgemeester en schepenen van de stad Grave d.d. 9-5-1778 ten verzoeke van het Gasthuis van Grave, met bijvoeging van twee documenten, ten bewijs dat de tienden, die het Gasthuis bezit en gespecificeerd in voorz. documenten, nooit in handen van geestelijke personen zijn geweest. De Raad wordt verzocht dit uit te wijzen en te verklaren. De Raad verklaart dat de provisoiren van het Gasthuis te Grave door Johannes Heere van Cuijk in het jaar 1294 zijn gedonateerd en vrij zijn met uitzondering van bijdragen in bouwen, vernieuwen, repareren en onderhouden van de kerken en gebouwen ten platte lande, met al hetgeen daartoe behoort, zoals in het placaat d.d. 7-1-1778 staat vermeld. Aldus gedaan te 's Gravenhage 15-11-1782 door Nicolaas Hendrik van Hoorn, Willem van Laer, Frederik Willem Chion, Nicolaas Jacob Buteux, Antonij Jan Rijgerbos, Nicolaas Willem Hartman, Poulinus Philijpus Hindricus de Donijneres de Forequieres, Anthonij Gerard Prijshoud en Daniel Jan Huijaparre.