Archieven

165 Wij Jan Claessen Cluijtmans en Willem Janssen van Geffen (= de Cort ?) schepenen verklaren dat voor ons zijn verschenen Goijaert Corsten van de Merendonck borgemeester en Joost Gerit Damen beiden geloofwaardige personen en inwoners alhier, verklaren ten behoeve van jonker Jacob Aelbert Proninck ook inwoner alhier, dat genoemde requirant (= Proeninck) eigenaar is van een perceel akkerland alhier gelegen in de herdgang van Thede, groot ca. 6 lopenzaad, zijnde goed akkerland, b.p. Paulus Peters, Corstiaen Hagelaers, Jan Philipsen de Lelie, de gemeenschappelijke straat met het recht op de gemeijnte daar. Is belast met een malder rogge per jaar aan de geestelijke rentmeester. Nog heeft hij anderhalve dagmaat hooiland in de genoemde Thederbeemden, genoemd het Esscher Gadt, zijnde onder in de grond, schoon diep en goed moerland. Beide percelen heeft de requirant tijdens zijn huwelijk met Adriana van Honselaer gekocht maar vanwege de Franse oorlog zijn de papieren en cedullen daarvan verdwenen en omdat de secretaris is overleden, zijn ze niet gevonden kunnen worden. Verder verklaren de deponenten dat genoemde jonker Proeninck en zijn vrouw na dood van de ouders van joffrouw Adriana van Honselaer, recht heeft op het vierde part van een welgelegen adelijk huis, boomgaard etc. met 12 lopenzaad akkerland, 6 schaarweides, twee morgens hooiland, de warande (jaagrecht) , visserij en houtopstanden, zoals hem was toebedeeld in de deling met de erfgenamen van jonker Wernaert van Honselaer en joffrouw Anna Proeninck, zijnde haar ouders, welk bezit zoals nu blijkt dat als het zou dienen te worden verkocht het maar de helft van de waarde zou opbrengen en als de zware belastingen zouden beeeindigd worden, dat het bezit dan tegen excessieve prijzen zou kunnen worden verkocht, zoals ons schepenen dat wel duidelijk is. Voorzien van schependomszegel. Datum 24 april 1677. Getekend : Goijaert Corsten en Joost Geraert Damen.