Archieven

113 Claes Adriaens, inwoner van Sint Oedenrode die “ opten iersten dach der maend juli 1660 volgens sen ouden hercomen ende neffens andere naegebueren met consent van Jan Hanssen, geswooren van de heijde van Rode voirschreven hadde getorft ende dat den vorster van Rode sonder eenige becalengieringe uijt crachte van seeckere generaele verclaeringe van executabel der penen staende tot laste van de becalengierde misbruijckers bij schepenen in Rode opten 17-7-1657 uijtgesproken op saterdach lestleden wesende 17-7-1660 des selffs Claessen perdt hadde affgepandt sonder eenige peenen te noemen dan alleenlijck den peen [boete] daer toe staende, hoewel nochtans gemelte Claes Adriaens vermeijnt egene misbruijcken te hebben gecommitteert, gelijck hij des noodt sijnde sal weren te bewijsen ende oversulcx hun bij de selve affpandinge ten hoochsten bevindt gegraveert; soo is op huijden 20 daegen in juli 1660 voor mij notaris gecompareert Claes Adriaens” die geappelleerd heeft in deze kwestie voor de schepenbank van ’s-Hertogenbosch, waar men vanuit Sint Oedenrode te hoofde gaat” onder mij notaris consignerende goudt, silver ende tenne ende stellende tot borge den persoon van Corst Arien Laurenssen, ook inwoner van genoemde vrijheid. Getuigen: Daniel Dirckss van Rijsinge en Jan Janssen van den Morsselaer.