Archieven

88 Voor mij Willem Mans notaris en getuigen verscheen Jenneken Gerits weduwe van Roelof Spierincks wonend in Den Dungen alhier die verklaart aan Peter Adriaen Broeren een huis, esthuis, erf, tuin en de 2/3e delen van een boomgaard te hebben verhuurd zoals dat deel is afgepaald, zoals dat bezit thans door de huurder wordt bewoond, alles gelegen in Den Dungen in het Wout daar. De huur loopt voor 1 jaar waarvan de tuin en boomgaard afgelopen half maart ingaande, het huis en beethof a.s. Pinksteravond 1695 en aan het einde van de termijn zo weer achter te laten. De huurder moet het bezit goed onderhouden en alle burenplichten nakomen en tweederde deel van de dorpslasten en verpondingen betalen, tenzij er lasten aan de eigenaresse zelf worden opgelegd die komen voor haar rekening en mag de huurder op de huur in mindering brengen. De huur bedraagt 16 gulden met nog 4 karren mest die door de huurster al zijn ontvangen, welke huur staat te betalen op a.s. Pinksteren 1696. Indien de verhuurster de verhuur later wil voortzetten moet de huurder het huis goed onderhouden en het moeten *vitten en leijmen* met het materiaal van de verhuurster en hij moet elk jaar op het huis 2 vijmen dakstroo leggen, de dekker mee moeten helpen en hem de kost geven voor de afval, maar het dagloon voor de dekker komt voor rekening van de verhuurster en mag in mindering worden gebracht op de huursom. De houtwas mnag niet worden beschadigd door hakkken, maaien of door vee. De huurder accepteert alle voorwaardes en belooft op onderpand van zijn persoon en bezit om alles na te komen en onderwerpt zich aan de vrijwilige rechtspraak en machtigt daarvoor Michiel Withnij en Laureijns Sijmons als procureurs van de stad Den Bosch. De verpachtster behoudt haar rechten om in haar kamer te wonen met nog het gebruik van het andere kamertje, nog een deel van de stal tot aan de stijl en een hoek in het esthuis. Aldus gepasseerd in Den Dungen ten mijnen kantore.