Archieven

29 Memorie van de advocaat fiscaal van Brabant voordragende dat de drossaard van de heerlijkheid Drunen bij hen had geklaagd dat hij zich meermaals onder onaangename omstandigheden had bevonden door het verstoken blijven van assistentie van de regenten van Drunen wanneer hij die nodig had o.a. mbt de schouw van wegen en waterlopen die hij had moeten doen samen met Adriaan de Groot, een zekere de Rouville en Bernard Cortier [met veel details] – zie ook folio 244v en 246v betreffende Nieuwkuijk verwijzend naar art.24 van het reglement van Nieuwkuijk

24 Missive van rentmeester Van Limburg Stirum ter voldoening van een appointement van 17 maart als bericht op het rekest van G. de Groot molenaar te Drunen verzoekende dat haar Ed: Mo: gelieven te verklaren dat de ingezetenen van Nieuwkuijk gehouden en verplicht zijn hun granen op de molen van de suppliant te laten malen of andere te mogen verkrijgen een convenabele afslag van zijn uit gemelde molen verschuldigde erfpacht van 175 g.; idem een missive van ontvanger Van Breugel van de gemene middelen over de kwartieren van Peelland en Kempenland op de rekesten van zowel molenaar G. de Groot als van Johannes de Zeeuw c.s. gekwalificeerd namens de ingezetenen van Nieuwkuijk en die van B.J. Halfwassenaar Heer van Onsenoort en Nieuwkuijk tenderende beide tot afwijzing van het verzoek van de suppliant, immers dat alvorens daarop te disponeren zijn supplianten op de inhoud mochten worden gehoord en op een rekest van Cs. Colmans en Zeger van Giersbergen in kwaliteit als gevolmachtigden van de inwoners van Drunen verzoekende dat de Ed: Mo: de molenaar aldaar gelieven te gelasten om alle granen die door ingezetenen van Drunen bij hem ter molen of onder de molen worden gebracht met zijn daartoe geschikte windaas als naar gewoonte op te halen, te malen en gemalen zijnde wederom tot onder de molen achter te laten zonder daarvoor iets anders of meerdere te pretenderen als het gewone maalloon, alsmede op een rekest van Johanna Verhagen weduwe van Wouter Janssen korenmolenaar te Reusel daarbij insgelijks verzoekende remissie van erfpacht tot 250 gl. per jaar, idem een rekest van Jan van Heeswijk eigenaar van de korenwindmolen te Oerle daarbij verzoekende dat haar Ed: Mo: die molen als nu wederom t.b.v. den lande gelieven over te nemen ofwel de erfpacht daarvan te minderen tot een zodanig bedrag dat de molenaar in staat mag blijven met die van zijn huisgezin te kunnen subsisteren;

71 Missive vanuit de leen- en tolkamer over een procedure tussen H. de Jong drosaard van Druenen contra Johan Lodewijk Winckel drossaard van Nieuwkuijk en Johannes van Meerwijk inwoner aldaar.

57 Missive van de officieren en regenten van Drunen en Nieuwkuijk van de 12e die een aanschrijving hadden gekregen van de heren gecommitteerde raden van de provincies Holland en West-Friesland om zorg te dragen voor de inkwartiering van enige Pruisische huzaren met de bijvoeging dat zij officier en regenten vertrouwen dat deze aanschrijving niet buiten voorkennis van haar Ed: Mo: zal geschied zijn en dat zij met Nieuwkuijk overlegd hebben dat die genoemde troepen daar mochten aankomen als de bevelen van de Ed: Mo: konden overleggen voordat de inkwartiering een feit zou worden.