Archieven

72 Voor schepenen van Cuijk is gecompareerd medicinae doctor Hendrik van Cranenburg, wonende te Cuijk te kennen gevende, dat de kinderen van burger Petrus Josephus Vosch van Avesaat in eerste huwelijk bij wijlen Anna Johanna Vosch van Avesaat, met namen Hendrik Rijnier Vosch van Avesaat, luitenant ingenieur ten dienste van de Bataafsche Republiek in garnizoen te Naarden, meerderjarig jongman en zijn zus de meerderjarige jonkvrouw Maria Johanna Vosch van Avesaat thans gehuwd met (niet ingevuld) Serier en de meerderjarige dochter Antonia Vosch van Avesaat; voorts comparants zoon en schoondochter Hendrik Reijnier van Cranenburgh en Petronella van den Bogaart, echtelieden, alsmede schoonzoon en dochter Johannes Cornelis van der Wielen en Cecilia Elisabeth van Cranenburgh, allen als eigenaren van onroerende goederen in het land van Ravenstein, mitsgaders te Macharen en Batenburg en van plan zijn te verkopen. Zonder consent van comparant zou dat niet mogelijk zijn, doch hij stemt toe en geeft hiervoor volmacht aan zijn zoon Hendrik Reijnier van Cranenburgh. Copie Cuijk 25-4-1803. Mede-ondertekenaar A. Pfeiffer, kapitein van het tweede bataillon der eerste halve brigade, thans garnizoen houdende te Leeuwarden door een appressie [druk] op de borst, zware hoest en moeilijke ademhaling aangedaan op de reis van Leeuwarden naar Cuijk aanmerkelijk is verergerd. Hij kan niet zonder gevaar de terugreis aanvaarden.

71 Voor schepenen van Cuijk zijn gecompareerd Hendrik Rijnier Vosch van Avesaat, luitenant ingenieur ten dienste van de Bataafsche Republiek in garnizoen te Naarden, meerderjarig jongman en zijn zus de meerderjarige jonkvrouw Maria Johanna Vosch van Avesaat, geadsisteerd met medicinae doctor Hendrik van Cranenburgh, wonende te Cuijk geven volmacht aan hun neef Hendrik Rijnier van Cranenburgh, landschrijver en griffier der hoofdbank van Cuijk om uit hun naam hun ongerede goederen in het land van Ravenstein en elders te verkopen en penningen te ontvangen.

59 Jean Baptiste Reqouin, gevestigd koopman wonende te Cuijk geeft volmacht aan zijn broer Michel Reqouin uit Mezieres om hem te vertegenwoordigen bij verdelen van de nalatenschap van hun ouders Augustin Reqouin en Margueritte Tremblais, overleden te Mezieres sous Ballon, in het departement de la Sartre. Copie 15-7-1803.

42 Voor schepenen van Cuijk zijn gecompareerd, de erfgenamen van wijlen Derk Broeren en Elisabeth Jans van Daal in leven echtelieden, met namen Antonij Broeren voor zich en voor zijn absente vrouw Elisabeth Pinxteren; Jacoba Broeren weduwe Martinus Winters; Antoon van de Mont, meerderjarig jongman; Michiel van de Mont en Judith Toonen echtelieden; Antoon Broeren, jongman met toezicht van zijn momboirs; Antonetta Broeren vrouw van Jan Theunissen; Adriaan Reijnen en Lamert Hermens als armmeesters van de roomse armen van Groot Linden en in die kwaliteit als erfgenamen van zodanige erfportie Derk Broerenals wijlen Anna Broeren uit de nalatenschap van haar oom voorscheven was competerende ingevolge testament van Anna Broeren van 7-1-1800 voor schepenen van Cuijk; Peter Theunissen en Johanna Janissen echtelieden; Arnoldus Theunissen en Allegonde Ebben echtelieden; Johannes Toonen en Maria Aarts echtelieden; Cornelia Wilbers weduwe van Wilbert Aarts; Johannes Toonen en Bernardus Wilbers als bloedmomboirs over Johanna, Cornelis, Anna, Johannes, Maria, Marianna en Peter Wilbers, minderjarige kinderen van gemelde Wilbert Aarts bij voorschreven Cornelia Wilbers; Peter Aarts en Christina Janse echtelieden; Jan Aarts en Allegonda Cornelissen echtelieden; Reijnier Cornelissen en Elisabeth Aarts echtelieden; Barbara Reijnen Croef vrouw van Antoon Aarts; Gerardus Aarts en Gertruij Hendrix echtelieden; Bernardus Scholten en Maria Aarts echtelieden en tot slot Hendricus Aarts, meerderjarig jongman, zich allen sterk makend voor de absenten Hendricus van de Mont en zijn vrouw geven volmacht aan de mede-erfgenamen Jan Theunissen te Rijkevoort en Antoon Aarts te Haps om namens hen de nalatenschap van wijlen Derk Broeren en Elisabeth Jans van Daal tot liquiditeit te brengen.3-2-1803.