Archieven

129 Rekest van de gecommitteerden van Oss, Geffen, Nuland, Rosmalen, Lithoijen, Lith, Maren, Kessel en Alem in kwartier maasland gezonden aan de Raad om advies

180 Missive van rentmeester Johan van Leefdael Heer van Deurne inhoudende in substantie dat hij tot de meeste mesnage van het land publiekelijk en op approbatie aanbesteed heeft voor de tijd van 4 jaren het waarnemen van het schouwen van wegen stegen en waterlopen onder zijn administratie vallende volgens het bestaande bestek dat met de missive is meegestuurdvoor zover de landerijen gelegen zijn onder Empel in de Empelse Hoeve, Rosmalen, Nuland, en Berlicum aangenomen door Herman Jacobs voor 110 gl., over die onder Alem, Maren en Kessel door Pieter Hack voor 90 gl., over Lith en Lithoijen door N. de Leeuw voor 30 gl., onder Oss en Berghem door Nelis Jan Aerts voor 50 gl. en ten slotte de landerijen gelegen onder Den Dungen, Sint Michielsgestel, Vught, Cromvoirt, Helvoirt, Deuteren, Vlijmen, Bosschevelt door Jan de Cassemajor voor 70 gl.

150 Missive van luitenant kolonel Pieter Raamaeckers commandeur van Sint Andries inhoudende dat er geruchten de ronde doen dat Franse partijen zich in die streek actief zijn en te vrezen is dat veel kwaadwillende mensen zich laten gebruiken zowel als gids als anderszins, dat de kinderen van verschillende ingezetenen tot de Franse dienst overgegaan zijn en dat daar veel kwaad van te vrezen valt; dat een menigte schuiten zowel aan de kant van Geffen als Nuland, Rosmalen en Oss in de binnenvelden zijn waarvan de vijand zich zou kunnen bedienen als ook schuiten aan de Maaskant bij de dorpen Oijen, Kessel, Maren, Alem, Empel etc. maar dat al deze schuiten ‘voor desen in tijden van oorlogh alswanneer Brabant en Spaensch Gelderlandt de barrières van de staet waren noijt des ‘snagts hebben mogen blijven aenden Brabantsen kant, maer altijt des avonts met sonnen moeten gebragt worden onder de wagt; dat aldaer niet een constapel is nogh affuijt op de wal staet t’welck bruijckbaer is, zijnde oock de meeste batterijen te laagh en in geen staet van defensie en maer vijff affuijten in’t magasijn aldaer voor handen; dat de inwoonders van Herwarden van over de contrescarpsgraft van ’t fort St.Andries met agt karren en omtrent dertig man een dijck off kaeij opmaecken tot keeringh van het water van haer uijterwaerden; dat die kaeij off dijck soo schadelijck is voor de fortificatiewercken van het fort St.Andries dat den vijand in cas van belegeringe geen approches souden behoeven te maecken, maer alleen te marcheren tot op de contrescarpsgraft en setten sigh agter den voors. dijck daer hij voor het vuijr van de contrescarp gedeckt soude wesen; dat mede voor desen in voorgaende oorlogen aldaer althoos het houdt der rijswaerden, het welck onder het bereijck van een musquetschoot legt, weggehouwen en alles vlack gemaeckt is;

401 Rekest van de geërfden en ingelanden van de polder van het Hoog Hemaal bestaande in Osch, Lith en Lithoijen en van het Laag Hemaal in Kessel, Maren en Alem, de polder van den Eijgen in Nuland, Rosmalen en Orthen alle beneden de Groenendijk gelegen in het kwartier Maasland te kennen gevende dat ‘de selve polders van alle oude tijden herwaards door haer respective dijkgraven, heemraaden en gecommitteerden sijn geregeert geworden welck ieder in de sijne de bestedinge van sluijsen, dijcken, dammen, bruggen, als andersints, mitsgaders de omslagen.