Archieven

38 Rekest van de kerkmeesters van de roomse kerkschuur te Oirschot inhoudende dat gelijk de roomse gemeente aldaar en die van de omliggende gehuchten Spoordonk, Bonderwijk (?). Heden en Oudenhoven, Notel, Straten, Kerkhof, Dun en Heuvel bestond uit ruim 400 communicanten en het een uitgestrekte gemeente is, sommigen wonen een uur of 1 ½ uur van het centrum van het dorp af, en men werd onder goedgunstige conniventie van de Ho: Mo; bediend door een pastoor en twee kapelaans en ten tijde van vicaris Asdonck was zelfs een 3e kapelaan toegestaan en onlangs is nog, op basis van een resolutie van de Ho: Mo; van 2 juni 1755 een 2e kapelaan aangesteld na het overlijden van Jan Baptist van Oudenhoven. De beide kapelaans zijn tijdens de vacature van het vicariaat van het bisdom beiden overleden en toen was de roomse gemeente onmiddellijk bij admissie van de nieuwe vicaris van een kapelaan voorzien, maar de plaats van de 2e kapelaan had niet mogen worden ingevuld dan zonder speciale gratie van de Ho: Mo: wat gepermitteerd werd dankzij een resolutie van 15 juni 1755 en dat aan de supplianten een 3e priester werd toegezonden in de plaats van de overleden Jan Baptist van Oudenhoven; men dient een verzoek in om zoals op andere plaatsen is geschied, bij continuatie te Oirschot een 2e kapelaan te accorderen – zie ook folio 711 nl. reactie van de Haagse heren belast met de Meierijse zaken

2 Missive van Anth. Martini pensionaris der stad ’s-Hertogenbosch met het bericht over het overlijden van Mr. Jeremias Storm van ’s-Gravesande, Pieter Storm van ’s-Gravesande, en Leonard Smits en de aanstelling van Mr. Arnoldus Ter Croije tot secretaris der vrije heerlijkheid Oirschot en dat vier schepenplaatsen vacant zijn geworden waarop op 28 september 1762 zijn aangesteld tot schepen door de Ho: Mo: : Mr. Christoffel Molengraaf Juyn, Stephanus van Rosendaal Arntsz., Diderick Huygens en Mr. Dancker de Kempenaar.

78 Rekest van Lodewijk Jan Baptist Sweerts de Landas woonachtig te Nijmegen inhoudende dat hij suppliant in zijn kwaliteit als halfheer van Oirschot in kwartier Kempenland het recht had om de canonysen in het kapittel van Oirschot voor ¼ part te confereren, de Ho: Mo: de ½ en de Graaf van Merode ook ¼, in welke akte worden genoemd kanunnik Mr. Jan de Kempenaar griffier van de Raad van Brabant in Den Haag, zijn zoon Ludovicus Timon de Kempenaar, sterfman Leonard Jan Smits, Arnout van Teylingen [met details].

68 Rekest van mr. Didericus Gregorius van Teylingen en Mr. Johan Hendrick van Heurn uit ’s-Hertogenbosch inhoudende dat haar Ho: Mo: in een resolutie van 28 april 1762 en 20 november 1759 der supplianten minderjarige zonen Aarnout van Teylingen en Jan van Heurn hadden gelieven aan te stellen tot sterflieden in het kapittel van Oirschot om dezelfde plaatsen buiten kosten van het land te bedienen; dat de vs. sterflieden nog zo jong van jaren waren dat ze de vergaderingen van het kapittel niet op een bekwame manier konden assisteren reden waarom de supplianten verzoeken om hen te permitteren hun zonen te representeren tot het moment dat ze meerderjarig zijn, welk verzoek wordt gehonoreerd.