Archieven

142 Rekest van Matthijs Heijnsbergen voorlezer koster en schoolmeester te Liempde zijnde een combinatie van het dorp Schijndel, waarbij de suppliant zich bezwaart over een dispositie van de heren gecommitteerden die in commissie langs de Maas zijn geweest dd. 30 juli 1739 en de suppliant hebben gelast ‘naarstiglijk tot Schijndel, sijnde de hoofdplaats van de combinatie, ter kerkcke te gaan wanneer tot Liemde niet gepredikt werd’, verzoekende dat de Ed: Mo: die order in te trekken en hem te permitteren te Boxtel ter kerke te gaan, wanneer te Liempde niet gepreekt wordt; en hebben de heren bij die gelegenheid conform een resolutie van de Ed: Mo: van 20 november 1738 het bericht onderzocht van rentmeester De Back op een voorgaand rekest van genoemde schoolmeester waarin hij had verzocht hem, naar oud gebruik, te dispenseren van te Schijndel ter kerke te gaan wanneer te Liempde niet gepreekt wordt en dat predikant Martinet te Schijndel hem bericht wanneer hij te Liempde komt preken, opdat de suppliant als koster en voorlezer als dan zijn dienst te Liempde kan waarnemen; hierop is gedelibereerd en besloten te approberen de order van de heren gecommitteerden die overeenkomt met art.14 van het 2e kapittel van het schoolreglement, dat niettemin omdat Schijndel veraf is gelegen, 2 uren gaans van Schijndel, en om de difficulteit van de wegen in de wintermaanden wanneer die onbruikbaar zijn, de suppliant naar het voorbeeld van zijn voorgangers, zal worden gedispeneerd om naar Schijndel ter kerke tegaan en hem te permitteren dit te Boxtel te doen wanneer te Liempde niet wordt gepreekt en ‘vermits niet regulierlijk en op gesette tijden tot Liempde werd gepredikt, en derhaleven den schoolmeester aldaar belet soude worden tot Boxtel ter kerke te gaan, indien hij altoos in ’t onseekere soude weesen of te Liemde sal werden gepredikt of niet; is nog goedgevonden en verstaan te gelasten den predikant van Schijndel en Liemde,

31 Missive van de raad en rentmeester generaal der domeinen van Brabant Van Borssele van der Hooghe op een rekest van de achtmannen of gezworenen van de Bodem van Elde vallende onder de dorpen Schijndel, Sint Oedenrode, Boxtel en Sint Michielsgestel te kennen gevende dat de supplianten als geërfden in genoemde bodem bij koop verkregen hebbende van hertog Jan, Hertog van Brabant, een zekere vroente of gemeint genaamd den Bodem van Elde [Eelden] welke altijd bestuurd is geweest door achtmannen, die men noemt gezworenen van de Bodem van Elde , welke gezworenen van alle oude tijden de straten en waterlopen binnen de palen en paalsteden van de Bodem hebben beschouwd, alle inbreuken en abuisen in genoemde Bodem voorgevallen hebben geremedieerd, ook altijd hun onkosten, die tot conservatie van genoemde Bodem rijzen of voorvallen ‘ten minste quetsinge en schade van de voors: gemeente en geerfdens gesogt en uitgevonden hebben, zo met verkopinge van turf of vlaggen op den voors: Bodem binnen de veertig voeten daer geen boomen staen of daer de boomen worden afgehouwen, sonder dat eenige buiten die agtmannen of gewsoorens van den Bodem van Eelden ooit zig daer mede hebben bemoeit, ofte het minste daer in te seggen hebben gehad,; dat de supplianten als nog zijn gelijk haere predecesseuren geweest zijn, in de deugdelijke en regtmaetige possessie van het geen voors: is; dat egter sommige qualijk geintentioneerde menschen, die haer eigen intrest meerder als die van den voors: bodem soeken de supplianten te turbeeren door, wanneer de supplianten turf of vlaggen op de voors: binnen de veertig voeten daer geen boomen staen of daer de boomen werden afgehouwen, verkogt hebben d egrond om te ploegen en dus de supplianten verkopinge illusoir te maken, dat sulx niet behoord, en dusdanige onderneemingen strekken in præjuditie van de voors: bodem en tot vilipendie van de supplianten, versoekende dat haer Ed: Mog: niet alleen de supplianten,

247 Missive van rentmeester De Kempenaer over de nodige reparaties nl. de hoeve Haeseldonk [vgl. Hazeldonk] te Vlierden begroot op 613:18:0 aangenomen door Hendrik van de Weijer uit Boxtel voor 590 gl.; idem de hoeve de Kerkhof te Vlierden begroot op 478:13:0 eveneens door Hendrik van de Weijer aangenomen voor 480 gl.; de hoeve Herpenbeek te Son begroot op 550:16:0 aangenomen door Jan van der hagen te Son voor 500 gl.; de hoeve Velderheuvel te Son begroot op 435:12:0 en aangenomen door Hendrik van de Weijer voor 425 gl.; een hoeve te Woensel begroot op 516:18:0 en aangenomen door Hendrik van de Weijer uit Boxtel voor 490 gl.; een hoeve te Zeelst begroot op 337 gl. en aangenomen door Remisius Sledsen voor 250 gl.; de hoeve het Cofferen onder Sint Oedenrode begroot op 212 gl. en aangenomen door Frans van der Hagen voor 170 gl.; een huis aldaar bewoond door Goirt Schellekens begroot op 185:5:0 en aangenomen door Jan Smits uit ’s-Hertogenbosch voor 140 gl.; een huis onder Sint Oedenrode bewoond door Jurrien Everwens begroot op 120 gl. en aangenomen door Goort Schellekens voor 90 gl.; de 2e Clarissenhoeve onder Schijndel begroot op 110 gl. en aangenomen door Peter Gerits van den Berg voor 85 gl.; voorts heeft hij voorgesteld enige hoeven in erfpacht uit te verkopen waartoe sommigen wel genegen waren maar niet in staat waren borgen aan te stellen en daarom bleef het beperkt tot de hoeve het Cofferen te Sint Oedenrode waarvoor Joost van Erp wonende aldaar een bedrag heeft geboden van 14 gl.

211 Rekest van Walraven van Hekeren Heer van Netelhorst hoog- en laagschout van stad en meierij van ’s-Hertogenbosch en van Arent van Duinen drossaard der baronie van Boxtel te kennen gevende dat het nodig is de collectboeken nader te onderzoeken van Jacobus de Bloijs gewezen pachter en medestander van het gemaal van Sint Oedenrode, Schijndel, Boxtel, Sint Michielsgestel en Liempde en hem te confronteren met de biljetten die zijn gevonden op de molen van Liempde. De onderzoekers zijn Nicolaas Teulings en Cornelis Gerbrands. Hem hangt een strikte gijzeling boven het hoofd als men gebreken constateert.