Archieven

11 Memoriaal van de resident Cramprich inhoudende in effect dat de grootmeester van de Duitse Orde aan zijn keizerlijke majesteit had gerepresenteerd de grote schade die de commandeurs van de Duitse Orde werd aangedaan door inkwartiering garnizoenen contributies en andere ongelegenheden van de gouverneurs van Hasselt en van de stad Grave onder voorwendsel van het invorderen van contributies van het land en de geestelijkheid van Luik, verzoekende dat haar Ho: Mo: zodanige orders gelieven te stellen dat de garnizoenen uit het kasteel van Diepenbeek en van Gemert mochten worden gelicht en dat van de landen van de Duitse Orde geen contributies worden geheven en dat ze in de toekomst niet meer gemolesteerd worden, waarvan een kopie wordt doorgestuurd naar de Haagse gedeputeerden belast met de buitenlandse zaken. zie ook folio 187 tevens mbt de ingezetenen van het land van Ravenstein

46 Missive van de classis van ’s-Hertogenbosch inhoudende dat de gereformeerde schoolmeester te Ravenstein zo lang de gereformeerde godsdienst aldaar openlijk om maintenu van haar Ho: Mo: beoefend was, waarvan al sedert het jaar 1622 naricht voor handen was, in d epossessie geweest was van zowel op roomse heiligendagen als andere dagen school te houden en daarin volgens haar Ho: Mo: schoolreglement kapittel 2 artikel 2 en zijn gedane eed en plicht volhard had, dat al in de jaren 1691, 1736, 1738, telkens door de tijdelijke drossaarden dieswegens aan de tijdelijke schoolmeester en kerkenraad moeilijkheid was aangedaan en bovenal wederom nu, terwijl de tegenwoordige drossaard op 8 september 1764 door een insinuatie, zoals aan het rekest is toegevoegd, onder reserve van reeds geïncureerde boeten, het schoolhouden op heilige dagen voor het toekomende verboden had op een boete van 10 ducatons, wordende het schoolhouden in de overgeleverde insinuatie gerekend onder ‘slavelycken arbeid welke op die dagen volgens het reght der Volkeren en Wetten van het Christenryck in alle gepoliceerde landen niet moghte geoeffent worden’; ‘versoekende het gemelde classis dat haar Ho: Mo: gelieven te versorgen, dat de gemelde schoolmeester in het schoolhouden op heylige dagen, gelyck van ouds mooge voortgaan, op dat de voorregten van de Gereformeerde Gemeente in die plaats niet betwist worden, te meer wyl het schoolhouden oock vervat het onderwysen der jeught in de gronden van den Godsdienst Psalmgesang en diergelycke, waarom dan door sulck een verbod de vryheid der Godsdienst vermindert wierde, met verder versoeck, dat haar Ho: Mo: gelieven te ordonneeren hoe de schoolmeester sigh zal gedraagen, op in het vervolg invallende Heylige daagen en wanneer de drossaard de betaalinge der soogenoemde reeds geïncurreerde boete van hem zal komen affeysschen’; een kopie wordt voor nader onderzoek doorgestuurd naar de Raad van State.