Archieven

8 Rekest van Pieter Ekringa stadhouder in het kwartier van Peelland over de schade die is ontstaan door de brand van de 14e op de 15e februari 1757 van het gebouw en het dak van de kerk van Veghel welke schade hersteld zou moeten worden o.a. de afgebrande toren, het aanleveren van een nieuw uurwerk het vergieten van de klokken nl. een nieuwe tiendklok etc. waartoe men verzoekt 4000 gl. te mogen opnemen [met details].

83 Missive van de rentmeester der geestelijke goederen van Peelland de Kempenaar aan haar Ho: Mo: voorstellende dat hij bij resolutie van de Raad van State van de 5e juli was geautoriseerd om de gezuiverde klokspijs overgebleven van de klokken gesmolten door de brand in de Veghelse toren ontstaan door onweer op de 14e februari voor het aandeel dat het land daarin had naar Someren te laten transporteren om daarvan door klokgieter Alexius Petit een andere tiendklok te laten gieten; ook stelt hij voor de gebarsten tiendklokken van Breugel en Stiphout naar Someren te vervoeren en voorts, uit naam van de regenten van Sint Oedenrode en Veghel aan haar Ho: Mo: kennis te geven dat geen een gebarsten gemeenteklok endeze, het overige gedeelte der voornoemde gesmolten klokspijs, ten einde om daarvoor twee nieuwe gemeenteklokken te bekomen eveneens naar Someren te transporteren en verzoekt om behoorlijke paspoorten ivm dit transport.

62 Rekest van Pieter Ekringa stadhouder van kwartier Peelland over de bezitters van de geestelijke tienden te Veghel in kwartier Peelland ivm het herstel van de brandschade aan het dak van de Veghelse kerk met name de afgebrande toren van de kerk en het vergieten van nieuwe klokken [met details].

11 Missive van de schepenen van de hoofdstad ’s-Hertogenbosch van de 27e februari inhoudende dat Jan Coehoorn gepensioneerd vaandrig in Staatse dienst die wordt beschuldigd van een manslag [moord] op de 15e daarvoor begaan te Veghel in kwartier Peelland aan de persoon van Nicolaas van Hout en de vrouw van de suppliant Cataryna Gualthery sustineert dat haar man niet onderhevig is aan de ordinaire jurisdictie van de hoogschout en schepenen van ’s-Hertogenbosch maar dat deze zaak valt onder de cognitie en judicature van de militaire rechter; na deliberatie zullen de schepenen van ’s-Hertogenbosch aangeschreven worden dat ze zich met deze zaak niet moeten bemoeien maar dit moeten overlaten aan de militaire rechter; kopie van de missive en de bijlagen zullen worden toegestuurd aan de herren gedeputeerden belast met de Meierijse zaken