JACOB DE BITTER predikant te Den Dungen schrijft een rekest waarin hij verzoekt om de reparatie van het pastoorshuis om zodoende zijn dienst goed te kunnen uitoefenen. Vanwege de schaarste aan financiële middelen vond men dat hij maar in de stad moet blijven wonen. Hij suggeert dat de ‘muyren van tCloosterkercxken opten EYCKENDONCQ gelegen onder den Dungen aldaer onnut staende mochte vercocht worden ende daermede de timmeragie van sijnen huijsinge ten deele werden gevonden’. Men stelt voor dat hij zich vervoegt in de stad bij de afgevaardigden van de SG en bij rentmr. SCHUIJL.