Archieven

173 Mr. Adriaen Jacob van de Werff Vreem, advocaat voor het Hof van Justitie in Holland, machtigt Cornelis Vreem, deurwaarder van de Staten van Holland en West Friesland, wegens de gemene en landsmiddelen wegens het kwartier van Amsterdam, om namens hem alle goederen te reclameren die op 22-02-1791 opgehaald zijn geworden. Deurwaarder Nicolaes Cornelis de Wee, vergezeld door twee bodes, heeft toen onder protest goederen gehaald uit het huis van Adriana van der Werff, weduwe van Cornelis Vreem, wonende te Utrecht (onder protest van aan de gesuspendeerde pander W.H. van den Bergh toe te behoren). W.H. van den Berg en zijn vrouw Catharina Henneke hebben op 01-07-1790 de goederen verkocht aan de eerste comparant. Verder heeft hij een vordering ingediend op de persoon en goederen van W.G. van den Bergh om daaraan 367 gulden en 11 stuivers te verhalen wegens verdiend salaris en gedane voorschotten. Dat is bekrachtigd bij vonnis door het Gerecht van Utrecht. Gerichtsbode Oosterwijck te Utrecht heeft een specificatie overgegeven.