- rekest van de ordinaris gecommitteerden van kwartier Oisterwijk met een verzoek dat de rentmeester der domaniale en die van de geestelijke goederen mocht worden gelast de ‘rançoenpenningen’ van alle te verpachten tienden vanaf nu voortaan uit mag keren conform art. 8 van de ordonnantie op de ophef der gemene middelen dd. 6 februari 1716 aan de magistraten van de resp. plaatsen
- rekest van de ingezetenen van Hagoort bij Waalwijk die hebben verzocht om 1500 à 1600 gl. tot opbouw van een kapel en de vraag of ze daartoe een collecte mogen houden
- rekest van Otto Juijn en mr. Abraham Justus Verster als sequestors van de boedel van deurwaarder Willem Ginhoven waarin Hendrik en Cornelis Ginhoven worden genoemd
- notitie over noodzakelijke reparaties van de leen- en tolkamer
- de rentmeesters der geestelijke goederen zullen worden aangeschreven die worden gelast zich exact te informeren over eventuele splitsing van klampen tienden en zo ja een plan van schikking daar bij te voegen – zie ook folio 494 verso
- de kwartierschout van Maasland zal worden aangeschreven dat de Ed: Mo: geïnformeerd zijn dat onder de heemraden die over de polder van het Hoog Hemaal zijn aangesteld, er op dit moment nog enigen zijn van de roomse religie wat strijdig is tegen de orders van de staat en speciaal tegen art.14 van het reglement op de politieke reformatie uit 1660 met de opdracht dat hij die van de roomse religie aanstonds moet wegsturen en in hun plaats er zorg voor moet dragen dat er gereformeerden op die post worden benoemd
- de hoog- en laagschout van ’s-Hertogenbosch zal worden aangeschreven en ook de resp. kwartierschout van de Meierij dat zij zorg moeten dragen dat jaarlijks het echtreglement van 18 maart 1656 en het reglement op de politieke reformatie van 1660 in hun districten, na voorgaande klokkenslag ter plaatse waar men gewoon is dit te doen,
een volgend item op het verbaal is de reactie op het rekest van de arme mannen en vrouwen van het Bootsgasthuis te Oirschot die erover klagen dat de rentmeester in gebreke blijft om aan hen uit te reiken het koren en de brand[stof] welke levering al 5 jaren achterstallig is verzoekende dat daar omtrent voorzieningen getroffen mogen worden en dat de rentmeester van genoemde fundatie mag worden gelast hiervoor zorg te dragen waarbij genoemd worden enkele mannelijke bewoners als Rutdier [dubieus] Aerts van Kerkoirlen, Dirk Gijsbert van Helmont, Zacharias Cune sergeant in ’s lands dienst, Albert van Veen en de vier vrouwelijke bewoonsters te weten Cathelijn Hobbelen, Maria weduwe van Dirk Wil (?) Neggers,