Sonder dat hierinne het verdere geposeerde van de appellanten, als off die ook binnen de stad Ravenstein op pretext?, quasi dat Uwerzijds Rentmeester aldaar domicilierende is, diende bkent gemaakt te worden, eenige de minste alteratie of exceptie kan opleveren, vermits sulke uijt sondering niet anders in sigh soude begrijpen als eene nieuwigheid, die men voorhen noijt verpligt is geweest te observeren, en die als nu en crain gebragt wordende tot niets anders soude strekken als om de gedelaberce? de boedels deste meer met onnodige costen te beswaren, en de deugdelijke crediteurs van hare pretentien nogh al wijders te frusteren, want soo
Dat het wijders onwaaragtig is dat die ges(telde) publication driemaal te weeten van verthien tot verthien dagen, moeten geschieden met affixie van billetten, alsmede dat de selve in andere Dorpen, als wel in dat geen alwaar den debiteur woonagtig en gepossessioneert is vereijst worden.
Doordien het constant en van ondenklijke tijden constumier is, dat wanneer, so als in dit geval, de . .
Om in gevolge Uwerzijds hoog gerespectert bevel gegeven op het ingediende bidscrift Nicolai Princen en Anthonii van den Berg als erfgenaamen van Catharina Odenkirke, weduwe Joannis Princen als appellanten van het decretum praeferentiae gepronuntieert den 9e september 1780 aangaande de penningen geprovenieert van de vercogte goederen van Peter Biscops cum sua, woonagtig binnen den dorpe Schaijck, onderdanigst te berigten.
Soo neemen de ondergeschreven vice Scholtus en scheepenen der dorpe Schaijck voornoemt de vrijheid bij deese uwerzijds voor te dragen,
Dat het conform de waarheid is dat den eerst ondergeschreven volgens reght en gebruijk binnen de stad en lande van Ravenstein gerecipieert van officie weegen de edictale citatien, alvorens