Archieven

96 Aantekening over het recht op de wildbaan voor de eigenaar van de huizen te Rixtel i.c. ingenieur Johan Draak [zie folio 177]. Aan de achterzijde van dit document wordt gewag gemaakt van klachten gericht aan de raad en rentmeester generaal over het ‘menigvuldig en onbehooirlyck houden van duijven’. Op 7 november 1723 is te Sint Oedenrode voor het hele volk gepubliceerd ‘dat een ijder welcke geen vier buenderen lands onder de ploeg had of particulierlijck van ouds daer mede bevoorregt, sijne duijven soude hebben ofte slagten of dat bij ontstentenisse van dien tegens de selve als contraventeurs van het jagtreglement soude procedeeren tot voldoening van haere geïncurreerde boeten, waermede verhoopt hadde dat alle disorders daer voor geoccasioneert soude sijn weggenomen, maer integendeel verstaen dat veele ingesetenen tot St. Oedenrode blijven continueeren van haere duijven op den aecker te laete vkliegen tot groot naerdeel van de boulieden, die oversulcx in haere klagten met nog meerder nadruk blijve volharden’. Daarom verzoekt men de vorster van Sint Oedenrode zich op 6 december te vervoegen op de leen- en tolkamer. Het stuk is ondertekend door de heer pastoor Kerkhoff, de heer van de Velde, de heer Walbeeck, de bewoners van het kasteel op den Houdt/Hondt, de weduwe van den Oever, de schoolmeester Webster, Aart van de Mosselaer, Peter Thomas bij het Kerkenhuijs, Jacobus van Hombergen, Martien de Cort, Peter Moolemaker, Peter Fullens, Jan Lambert Kemps, Jan Lambert Kemps in den Hoeck, de heer Coehoorn, de heer Peter van Gestel medicine doctor.

98 Johannes Manders uit Nuenen pachter van de houtschat van Aarle, Beek, Rixtel, Stiphout, Nuenen, Gerwen en Wetten en van Helmond en Osch is ook in gebreke gebleven de uitgeloofde pachtpenningen te betalen, gevolgd door een relaas van deurwaarder Hendrik Soetens.

92 Sommatie tot betaling door deurwaarder Soetens aan Johannes Manders te Nuenen pachter van de houtschat van Aarle, Beek, Rixtel, en Stiphout en van Helmond en Oss, die in gebreke is gebleven zijn uitgeloofde pachtpenningen te betalen van 57-10-0 aan het domeinkantoor, gevolgd door het relaas van Soetens.

16 Rekest dat is gepresenteerd door Antoni Lommers, Johan Fabri en Jan Dircx van Duijnhoven te kennen gevende dat in september 1661 voor een periode van 3 jaren hij de houtschat in pacht hebben gehad nl. Lommers in de dingbank van Oisterwijk, Fabri in Hilvarenbeek en van Duijnhoven in Erp, Veghel, Aarlebeek, Rixtel, Stiphout, Lieshout en Bakel. Vanwege een resolutie uit 1661 zou vooral van Duijnhoven niet goed in staat zijn geweest zijn functie uit te oefenen mede door toedoen van de kwartierschout. Dit rekest is destijds overhandigd aan de heren Oudtshoorn en Vrijbergen die naar ’s-Hertogenbosch zouden komen in verband met de verpachting der gemene middelen om zich over deze kwestie nader te informeren.