** de kwestie welke tienden geestelijk of laïcaal zijn met alle gevolgen van dien m.b.t. het vergieten van klokken verwijzend naar zijn missiven van 20 oktober en 6 december 1736, 7 februari 1737, 10 mei 1738, 2 augustus 1739 en 15 maart 1745 geschreven t.g.v. het verval van de kerken van Aarle, Heeze bij Leende en Veghel
** zijn consideratie betreffende enige achterstallige renten ten name van de Heer Gans
** de doleantie betreffende de roijering van 2 posten in zijn rekening, vervat in een missive van 31 december 1740 en van 10 december 1747
** idem het bericht over een zeker gasthuisje onder Sint Oedenrode in een missive van 5 december 1741
** bericht over achterstallige cijnzen ten laste van het gemene land in een issive van 18 juni 1743, 15 maart 1745
** het bericht op een bericht op een rekest van deurwaarder De Raaf in de missive van 18 februari 1744
** het verzoek om approbatie van de aanbesteding van het onderhoud van de kapel van Opwetten in een missive van 9 februari 1746
** zijn pretensie naast die van twee andere rentmeester der geestelijke goederen over de krimp van het koren voorgedragen in een missive van 15 december 1746
** dat hij van tijd tot tijd devoiren heeft aangewend ten einde afdoening van zaken te verkrijgen en om te weten hoe hij zich t.o.v. bepaalde zaken moest gedragen en administratieve zaken die tot liquidatie werden gebracht
** dat hij in september jl. persoonlijk naar Den Haag is afgereisd en daar twee missiven heeft overhandigd de ene i.v.m. het restant der lasten van de erfgenamen Gans en de andere met drie bijlagen over geroyeerde posten
** het wachten op besluiten m.b.t. zijn rekening