Archieven

20 Arnoldus Coolen, Willem Coolen, Dirk Coolen, Arnoldus van de Wiel en Gijsbert Smits, allen wonend te Berghem compareren op 30-1-1808 voor notaris Petrus Henricus van Fenema te ’s-Hertogenbosch bekennen 5000 gulden schuldig te zijn aan Johanna Christina Antonia van Lanschot, wonend te ’s-Hertogenbosch met verzoek om het geld langer onder hun macht te mogen houden. Vastgelegd ’s-Hertogenbosch in bijzijn van getuigen Marinus Wilhelmus Kippinx en Theodorus Sopers, schepenen aldaar; registratie te Oss.

19 Arnoldus Coolen, Willem Coolen, Dirk Coolen, Arnoldus van de Wiel en Gijsbert Smits, allen wonend te Berghem compareren op 30-1-1808 voor notaris Petrus Henricus van Fenema te ’s-Hertogenbosch bekennen 10.000 gulden schuldig te zijn aan Catharina Christina Potters, wonend ’s-Hertogenbosch en beloven 1-5-1820 te zullen terug betalen. Vastgelegd ’s-Hertogenbosch in bijzijn van getuigen Marinus Wilhelmus Kippinx en Gerardus van der Horst, schepenen aldaar; registratie te Oss.

18 Johannes Jan van Valkenburg en Willem Jan van Loon in kwaliteit van curatoren over de personen van Maria Klaas van Haaren weduwe van Francis van Stralen en haar dochter Klasina van Stralen, mitsgaders Laurens Aarts en Piet Jan van Heesch in kwaliteit als voogden over de nog minderjarige kinderen van Francis van Stralen en mede als naaste bloedverwanten van voornoemde weduwe en kinderen wonend te Oss gemachtigd bij autorisatie van schout en schepenen Oss 25-1-1808 hebben gelooft onder verband der goederen door de weduwe Francis van Stralen in tocht bezeten wordend en de goederen die de minderjarige kinderen mogen competeren; Jan de Bergh, secretaris dezer stad en notaris alhier als administrateur van de bezwaarde goederen van de kinderen van wijlen Gerardus Abbema en alzo ten behoeve van de kinderen som van 1000 gulden over een jaar te voldoen; wordt vastgelegd te ’s-Hertogenbosch in bijzijn van getuigen Marinus Wilhelmus Kippinx en Gerardus van der Horst, schepenen aldaar; registratie te Oss.

16 Bartel van de Camp; Hendricus van der Heijden; Arnoldus Wouter van den Heuvel, allen wonend te Berghem en Gerardus van Arssouw, wonend te Oss compareren op 27-10-1807 voor notaris Petrus Henricus van Fenema te ’s-Hertogenbosch en bekennen 435 gulden schuldig te zijn aan Martinus van der Ven, wonend te ’s-Hertogenbosch terzake geleend geld; continuering van de schuld wordt vastgelegd te ’s-Hertogenbosch in bijzijn van getuigen Marinus Wilhelmus Kippinx en Gerardus van der Horst, schepenen aldaar; registratie te Oss.