Archieven

34 Rekest van Cornelis Willem Heinsius lidmaat van de ware christelijke gereformeerde religie, geboortig van Cuyk ressort van deze staat, inhoudende dat door de vrijwillige afstand van Anthony Timmers vacant was geraakt het ambt van drossaard en schout van Hilvarenbeek Diessen Riel en Westelbeers en dat Guilhelmus Johannes de Cort [met en benevens haar Ho: Mo: pro indiviso en gesamentlijk Heeren van Hilvarenbeek Diessen Riel en Westelbeers voornoemd] den suppliant had aangesteld tot drossaard en schout van genoemde heerlijkheden en de suppliant verzoekt nu om approbatie van die aanstelling.

68 Missive van Paulus Keuchenius predikant te Hilvarenbeek en Diessen en Riel in kwartier Oisterwijk inhoudende dat op de 3e mei van dit jaar bij hem in ondertrouw was gegaan een jonge dochter genaamd Maria van de Wall die verklaarde niet te weten waar ze geboren en gedoopt was maar in 1740 te vondeling was gelegd in Udenhout en aldaar door de regenten besteed en geälimenteerd via de armenkas tot het moment dat ze in staat was haar eigen kost te verdienen zoals blijkt uit de akte van ondertrouw en dat het zeer waarschijnlijk zou zijn dat ze daar ook is gedoopt, hetwelk men ook na gedachten ook wel zou kunnen proberen, ware het niet dat de roomse priesters in de Meierij van ’s-Hertogenbosch gewoon waren om de doop van bastaardkinderen en vondelingen ordinair maar op een memorietje aan te tekenen in hun doopboek te leggen of te spelden en welk memorietje door de tijd dikwijls verloren ging, waardoor een menigte van ongelukkigen in grote verlegenheid werden gebracht en verdreven van de ene plaats naar de andere, zoals de ondervinding dikwijls had geleerd; dat gemelde Maria menigmaal door regenten aldaar had verzocht om een borgbrief of ontlastbrief en die niet had weten te verkrijgen en ze zou haar uiterste best doen om die nog voor de 2e proclamatie aan de predikant te kunnen tonen, maar dat was haar niet gelukt en daarom had ze zich verplicht geacht volgende de resolutie van de Ho: Mo: dd. 28 oktober 1763, met de verdere proclamaties til te staan; dat gemelde bruid dus in haar goed voornemen gestremd was en tevergeefs getracht had om van een praktisijn alhier in Den Haag, pro deo, wegens haar armoede, bediend te worden tot het bekomen van een borgbrief, en daarbij zich hoog zwanger bevindende, bij hem predikant instantelijk had aangedrongen, vermits volgens haar Ho: Mo: gemelde resolutie, nu konde doceren dat ze de nodige inspanningen had gedaan om een borgbrief te verkrijgen, dat er nu eindelijk getrouwd mocht worden;

4 Rekest van de op- en ingezetenen van het dorp Riel in kwartier Oisterwijk zijnde van de roomse religie die een verzoek indienen om in plaats van hun oude kerkschuur een nieuwe te mogen bouwen wederom op hetzelfde erf en grond waarop de pastorie en kerkschuur nu staan uitmakende een huis onder een dak zijnde voortijds geweest een lemen en slecht boerenhuis waarvan het zuidelijke deel is bewoond door de pastoor, vernieuwd en opgetimmerd in 1733 en het noordelijke einde, voorheen stal en nu kerkschuur, tot nu toe was blijven staan, met verdere permissie om, vermits de oude kerkschuur laag van verdieping en klein van plaats is, zodat velen buiten moesten blijven staan en anderen, vanwege de benauwdheid en het groot gedrang er uit moesten gaan, uitgeleid of gedragen worden en om nu een kerkschuur te mogen bouwen vanaf de scheidingsmuur van de pastorie te beginnen ter lengte van 52 voeten, de muren aan beide zijden 10 voeten hoog om met het zuidelijke deel onder een dak te kunnen komen, aan het noordeinde met een gebroken gevel te mogen zetten tot licht op de zangerszolder een vensterkozijn hoog 5 ½ voet, breed 6 voeten, van onder in deze gevel een deurkozijn hoog 7 en breed 4 ½ voet met een deur en toebehoren en van binnen een portaal van 5 of 6 voeten; voort in iedere zijmuur vier vensterkozijnen, hoog 5 en breed 4 voeten met open en toegaande glazen vensters en alle vensterkozijnen voorzien van ijzeren of houten kolommen om diefstal tegen te gaan en ook aan het venster in de sacristie of aan alle te maken houten op- en neergaande blinden om ’s nachts te kunnen sluiten, alles binnenwerks of in de dag, als ook de lengte en breedte van binnen of binnenmuurs gerekend en gemeten met ordinaire rijnlandse maten en voet, de muren 1 ½ steen dik en die te mogen witten; voorts in de scheimuur behorende aan het zuidelijke deel de huidige oude en versleten deur te mogen vernieuwen tot de ingang van de pastoor in de kerkschuur;