Archieven

71 Rekest van Johannes van der Hammen zijnde van de ware gereformeerde religie meldende dat hij suppliant, vermits het overlijden van Melis van Vessem leenvinder van het leenhof en vorster der heerlijkheid Waalwijk, door David le Leu de Wilhem als Heer der heerlijkheid Waalwijk alsmede de heerlijkheden Berlicum Middelrode Kaathoven eertijds raad ordinaris in de Raad en Leenhof van Brabant en Overmaaze, is benoemd tot leenvinder en vorster te Waalwijk en hij verzoekt de approbatie van de Ho: Mo; t.a.v. die aanstelling, welke hem wordt verleend.

12 Missive van de Raad van State op een rekest van de regenten van Lith in kwartier Maasland klagende over de grote schade die is ontstaan door het hoog water en de ijsdammen in de maand februari 1757 en daarop volgt een uitgebreide lijst van toegestane remissies op verpondingen, beden en gemene middelen voor de dorpen Lith, Lithoijen, Maren, Kessel, Alem, Empel, Geffen, Nuland, Rosmalen, Berlicum, Berghem, Vught, Cromvoirt, Esch, Sint Michielsgestel, Den Dungen en Orthen met de resp. bedragen [met veel details].

41 Rekest van borgemeesters achtmannen H.Geest- en kerkmeesters en notabelste geërfden van Veghel in kwartier Peelland en Mr. David le Leu van Wilhelm als Heer van Berlicum en Middelrode, Cornelis Speelman als Heer van Heeswijk en Dinther ‘uyt aanmerckingh an de seer gevaarlijcke en naderhand onherstelbare gevolgen die sy, benevens de scheepen van Vechel te moeten ontstaan door het doen graaven van seeckere twee canaalen, dwars door de spacieuse heyde tusschen St.Oedenrode en Vechel, waardoor een groote quantiteyt heywater stond afgeleyt te worden na[ar] de zyde van Vechel en gewisselijck alle de beemden en gecultiveerde landen aldaar, en verder beneedenwaards langs de rivier de Aa geleegen [uitgebreide discussie met het oog op een minnelijke schikking].

5 Meningsverschil tussen de raad en rentmeester generaal der domeinen van Brabant en die van Berlicum betreffende het behoorlijk repareren van wegen, waterlopen etc. waarbij o.a. worden genoemd de sloten lopende ten noorden en ten zuiden van de Hasseltseweg, van de kerk van Berlicum naar de Engelandsebrug en verder naar Hintham en die zullen worden opgehaald en gezuiverd en dat uit de sloot ten noorden van gemelde weg, tussen de bovengemelde brug en de Wambergsesteeg geamoveerd en tot de bodem van de sloot zullen moeten worden uitgehaald alle dammen die daarin aangetroffen worden; dat ook de dwarssloten der landen aan weerszijden van de Hasseltseweg gelegen welke zich, of tot in de Beek of ter andere zijde tot in de rivier de Aa uitstrekken en desnoods daarin kunnen uitwateren, naar behoren zullen worden geveegd; dat vervolgen de beek en speciaal van en omtrent de Engelandsebrug tot daar zijn wateren in de rivier de Aa af- en inlopen mede worden uitgediept opgehaald en geveegd; dat de Wambergsesteeg ten noorden van de Beeck voor een gering gedeelte naast dezelfde zal moeten worden opgemaakt egaal als zich de voors. steeg aan die kant bevindt; dat voorts de gemelde steeg aan de zuidzijde van voornoemde Beeck onder een lijn zal moeten worden opgehoogd tot die hoogte als zich tegenwoordig bevindt ter plaatse alwaar dezelfde althans aan de Hasseltseweg aansluit, met dien verstande nochtans dat omtrent de midden daar de Beeck althans door de voors. steeg vliet, gemaakt zal worden een afhelling in de gemelde steeg aan weerskanten, om daardoor de wateren van de Beeck ongehinderd te laten doorpasseren; dat om te voorkomen dat de Beeck naast de Engelandsebrug nit werd doorgereden en ter zelver grondranden los gemaakt, ter plaatse daar zulks gewoonlijk geschiedt, de oever aan de zijde van de Stenen Kamer ter lengte van 40 à 50 roeden zal worden opgezet met een bermpje van rijshout, ter hoogte van ongeveer 2 ½ voet boven de Bodem van de Beek,