Archieven

50 Een authentieke kopie van de hand van Jacob Donck notaris en secretaris in de stad ’s-Hertogenbosch van het testament van Heer en Mr. Jacob van Ostaijen alias van Sundert in zijn leven ‘priester ende doctoir inde medicynen ende ingesetene der stadt ende sbisdoms van vs. stadt’ en is verschenen voor Dominicus Goeswini Beijens notaris te ’s-Hertogenbosch residerende. De testateur confirmeert de drie door hem gestichte fundaties als bedoeld voor drie priesters studerende binnen ’s-Hertogenbosch, Brussel of Utrecht; ook confirmeert en ratificeert de fundatie voor twee studenten te onderhouden in het arm fraterhuis met de renten en penningen die hij daartoe heeft bezet; hij hoopt dat na zijn dood alles goed geregeld wordt en nomineert als executeur de Heer Anthonis van Leendt priester en prior van het convent der Predikheren , Mr. Goyert van Vechel, Mr. Seger Adriaens en Jan Beck…..; dit extract correspondeert met het origineel ondertekend door Hendrick N. van Eyndhoven gedateerd 11.6.1650

18 Alzoo Sr.Dierick van Esch wonende te Bercheijck als eenich erffgenaem ende executeur van Heer Arnden van Esch presbiter ende canonick als hy leeffde tot Utrecht van wegens sekere fundatie eener burse int seminarien der stadt ‘sHertogenbossche byden voors. Sr. Dierick van Esch gefundeert ende ut de goederen Johan de Roy ende Lucia Vink echtelieden getelt heeft in handen van den Eerwerdigen Heer ende Mr. Dierick Le Mueau presbiter ende president van het seminarien voors. de somme van acht hondert carolus gul. tot xx tich stuyvers den gulden inne gelde binnen der stadt gancbaer gereekent – Soo syn gestaen voor scepenen ondergeschreven d’Eerweerdichste Heer ende Vader in Gode Heer Nycolaes Zoesius Bisschop deser stadt sHertogenbossche als superintendent der voors. seminarium, d’Eerwerdige Heer ende Mr. Robert Swertius licenciaet inder Godtheyt ende plebaen deser voors. stadt ende Heer Leonart van Bornbergen presbiter canonick der selver stadt als provisoren desselfs seminarium, hebben opentlick midts desen beleden ende bekent de voors. somme van acht hondert gulden ontfangen te hebben tot behoeff van de voors. bursse int seminarium voorn. gefundeert ende dat dezelve somme voor ontfanck is gebrocht by den voorscreven Heer Le Mueau in syn ierste reekeninghe der voors. seminarium, geloven oversulcx midts desen die voors. Eerw.ste Heeren scepenen ende Eerwerdigen heeren provisoiren voorn. te geven ende te betalen ten behoeve van de voorn. bursse eene jaerlicke ende erfflicke rente van vyfftich carolus gulden tot twintich stuyvers goet gancbaers gelts gerekent alle jair erffelyck nativitate baptiste ende voor den iersten termyn de betalinge nativitate baptiste naest commende ende binnen dese stadt vry van alle beden ons Heeren des Hertochs, exactien subnatien (?) soo thienste twintichste honderste als andere meerdere ende mindere penninghen …… scallingen ende lasten, ordinarisse extraordinarisse innegestelt ofte by avonturen naermaels innegestelt wordden,

12 Missive van de Heer Prins Frederik van Hessen geschreven te Utrecht op de 14e aan Zijne Hoogheid inhoudende dat de luitenant generaal van Dalwig die met 3000 Hessen in soldij van de republiek te ’s-Hertogenbosch is, zich beklaagt ten eerste dat aan de troepen zo’n slecht hooi wordt geleverd dat de paarden van de regimenten en van de officieren buiten twijfel zouden zijn geruïneerd indien daar niet in zou worden voorzien en ten tweede dat de raad en rentmeester generaal der domeinen De Schmeling het douceur weigerde te betalen hetwelk wekelijks aan de onderofficieren en ‘gemenen’ was geaccordeerd omdat hij daartoe geen orders had ontvangen, met het verzoek van de Prins dat Zijne Hoogheid het zou gelieven het een en ander te remediëren; wat het hooi betreft wordt kolonel Van der Beke aangeschreven en gelast zich over de levering van het hooi nader te informeren en daar zo spoedig mogelijk over te berichten en tevens wordt de raad en rentmeester generaal gelast voor de Hessische troepen het douceur te betalen

65 Op 4-6-1803 verschijnen voor Nicolaas Wilhelmus Buddingh, notaris voor den Hove van Utrecht meester Willem Craeijvanger, wonend te Utrecht; Claas Craeijvanger, wonende te Amsterdam, thans hier present; meester Carel Constantijn Martens en zijn vrouw Geertruida Margaretha Craeijvanger; Gijsbert Craeijvanger; Joachim Derk Cluijsenaar en zijn vrouw Catharina Louisa Craeijvanger; meester Johan Hendrik van Ewijck tot de Bilt, erfgenamen ab intestato van broer, zwager en oom meester Frans Cornelis Craeijvanger, overleden 19-8-1802 te Utrecht voor 5/6e deel in na te melden goederen, voorts Arnauda Margaretha Nahuijs, nagelaten dochter en mede-erfgename van Gerard Joan Nahuijs en Catharina Walburg van Mansveldt, benevens haar broer en twee zusters voor het overige 1/6e part. Zij geven volmacht aan H. van Cranenburg, medicinae doctor te Cuijk om ten comptoir van de 40e penning van land van Cuijk aan te geven, dat de comparant mede voor zijn aandeel als mede-erfgenaam uit de hand heeft verkocht aan de rentmeester J.E. Sanders van Well en Wendelina van Bennekom echtelieden voor bedrag van Fl. 7750,-- Hollands een hooikamp Jonkerhonigerkamp genaamd; een boerenhuis, schuren, bakhuizen en aangelegen bouwlanden en houtgewassen; bouwland genaamd den Dierakker en weiland genaamd de Singsche weide; het hooiland te Linden en de rest onder Haps. Copie 1-9-1803 Cuijk.