Archieven

71 Hendrin Jansen, weduwe Otten, (ze tekent als Hendrin Jan Arts van Mil, weduwe Derck Otten en wordt ook Henderske Derx genoemd) zeer ziek en zwak op bed liggend ten huize van Derk Christiaens te Demen, wil na haar dood 100 zielmissen laten lezen; 25 door de pastoor van Demen; 25 door de pastoor van Dieden; 25 bij de paters Capucijnen in Velp; 25 door heer Meulendijck. Ze legateert aan Gertruij Christiaens haar bed met toebehoren. En aan Derk Christiaens de opbrengst van haar koren en hooi in het jaar van haar overlijden. Ze legateert aan Derk nog 4 hont land op den Deursacker te Dieden en 1,5 hont land in Persecamp te Demen. In ruil moet Derk haar onderhouden zo lang zij leeft en eerlijk begraven. Hij moet dan ook de boven genoemde 100 zielmissen betalen. En nog 33 zielmissen door de pastoor van Demen. De rest van haar erfenis gaat in drie delen; Een deel voor de kinderen van Ariaentje van Mil, verwekt bij Wouter Roeffen. Een deel voor de kinderen van Jan Jansen van Mil en de kinderen van Abel Jansen van Mil. En een deel voor Christijn Jansen Boeraker of haar kinderen. Ze legateert nog aan Helena Peters van Zeelant haar sergie rok en een paar beste slaaplakens.

70 Jan Jan Peter Goossens en zijn vrouw Beelke Otten, wonende te Demen, de laatste ziek en zwak van lichaam, legateren aan hun dochter Bartijn Jansen 150 gulden omdat zij hen heeft verzorgd in de afgelopen tijd. Ze maken een testament op de langstlevende. Daarna zijn hun kinderen Bartijn, Huijbert en Marie Jansen hun enige erfgenamen.

69 Jacobus Spaengers en zijn vrouw Anna Marie Jansen van Leur, wonende te Demen, de laatste ziek op bed liggend, maken een testament. Testratrice bevestigt het testament dat ze eerder samen met haar man maakte. Testatrice wil ook nog 100 zielmissen en ze benoemt haar vader Jan Hendrix van Leur tot erfgenaam van de legitieme portie. Ze benoemt haar broer Hendrick Jansen van Leur tot haar algehele erfgenaam.

64 Op 28 juli 1714 hebben Arien Sijmons aan de ene kant en de mombers van zijn voorkinderen, verwekt bij Jenneke Jan Gijsbers, aan de andere kant, de erfenis verdeeld. Lot 1 was voor Arien Sijmons: huis en hof te Demen, groot 4 hont, hergekomen van Peter de Ruijter; nog 4,75 hont land in ’t klein Vorstent te Dieden; Den Wielsen Camp, groot 4 hont te Langel, zijnde een Ravensteins leen. Lot 2 was voor de kinderen: de Seven Roien, groot 1 morgen en 4 hont te Demen, belast met jaarlijks 5 gulden aan de pastorie van Demen, losbaar met 100 gulden. De Cromvoir, groot een halve morgen. 5,5 hont land in den Pagtcamp te Dieden. Het Emauske te Demen, groot 2 hont. Arien zou alle roerende goederen mogen behouden, uitgezonderd enig tin, maar ook schulden ter waarde van 560 gulden. Dat betrof 375 gulden in huis en hof, 160 gulden aan Bernt Londersloot, de helft van 50 gulden aan meester Jan van Gemert, 70 gulden aan Derriske Jansen, die Arien in 1713 alleen had opgenomen. De schuld van de kinderen bedroeg 664 gulden, namelijk 75 gulden aan Gerit van Helmont; 55 gulden aan Derriske Janssen; 175 gulden aan Seger Claessen; 80 gulden aan Alegonde Gerits; 74 gulden aan de kerk van Demen; 80 gulden aan de Armen van Demen; 50 gulden aan meester Jan van Gemert; nog de helft van 50 gulden aan dezelfde; 50 gulden aan de kerk van Ravenstein. Onenigheid ontstond over de schuld van 100 gulden aan de pastorie van Demen. Deze schuld is voor de kinderen, in het perceel de Seven Roien. Arien neemt de schuld van 50 gulden aan de kerk van Ravenstein op zich.
De mombers van de kinderen hebben een smaldeling gemaakt. Jenneke Janssen, moeder van de minderjarigen, is overleden met achterlating van 6 kinderen. Een daarvan is op jonge leeftijd gestorven en zijn aandeel is vervallen op zijn vader. Den Nijen Camp afkomstig van grootmoeder Ale Jan Gijsen wordt ook verdeeld. Ieder kind krijgt 291 gulden 13 stuivers en een schuld van 102 gulden 6 stuivers.