skip naar content skip naar hoofdnavigatie spring naar service navigatie
sluit
Hualp nodig?

Chat is online op maandag t/m vrijdag van 10.00 - 16.00 uur en van 19.00 - 22.00 uur.

Op dit moment zijn we offline. Je kunt je vraag stellen via e-mail of WhatsApp: 06-12887717 (alleen berichtjes)

Meer informatie over de chat-service? Klik hier

Online op dit moment

Stel je vraag

Lisette Kuijper
Lisette Kuijper Bhic
Menu
sluit
Hualp nodig?

Chat is online op maandag t/m vrijdag van 10.00 - 16.00 uur en van 19.00 - 22.00 uur.

Op dit moment zijn we offline. Je kunt je vraag stellen via e-mail of WhatsApp: 06-12887717 (alleen berichtjes)

Meer informatie over de chat-service? Klik hier

Online op dit moment

Stel je vraag

Lisette Kuijper
Lisette Kuijper Bhic

Storm in een glas water (1)

Hans Bette
vertelde op 28 maart 2024
bijgewerkt op 8 april 2024
Tijdens het onderzoek in de archieven en het bladeren door (gedigitaliseerde) archiefstukken komen soms prachtige geschiedenissen weer tot leven. Het hierna volgende verhaal vond ik in zo’n oud boek, vol met gebeurtenissen uit de Fijnaartse geschiedenis van de achttiende eeuw. Het staat tussen allerlei criminele zaken die voor schout en schepenen en de vierschaar vanwege arrestaties en gevangenzettingen van boevekezen gediend hebben. Het geheel omvat 14 pagina’s in een opvallend fraai handschrift volgeschreven tekst. Het wordt hier in eigen woorden samengevat weergegeven.

Het verhaal begint in de luidruchtige mensenmenigte van een kermis en zet zich voort in het rauwe geroezemoes van een herberg. Naast een toeloop-van-mensen-aantrekkende-gebeurtenis als een kermis of een markt, is de herberg in die tijd de meest geëigende plaats waar ontmoetingen plaatsvonden.[1] Zo ook hier. Maar op weg naar Fijnaart gebeurt er iets bijzonders…

Het was me een herrie van belang op de drukke Zevenbergse kermis en Nicolaas Huijsers had het enorm naar zijn zin gehad. De hete zomermaanden waren voorbij. Heerlijk om eens even tussen al die buurdorpers te feesten en plezier te maken. Nicolaas was meester metselaar in Fijnaart en kon van zo’n gezellige boel enorm genieten. Daar moest nog maar eens op gedronken worden en zo had hij aan het eind van de dag moe en voldaan de herberg opgezocht. Nog even wat stevige kost en een goede slok en dan kon hij de reis naar zijn eigen Fijnaart aanvaarden.

Wat een ongelofelijke drukte was het op zo’n kermisdag. Tussen de luidruchtige drinkers had hij in de morsige herberg toch nog een tot tafeltje omgebouwde ton gevonden en wie schets zijn verbazing: daar had je die mooie Rooije! Vol door de goede wijn aangezette schalkse overmoed had hij Maria van Rooijen aan zijn tonnetje geroepen. Was dat even casueel, dat ze elkaar hier nu troffen! Met die leuke meid kon je altijd lachen en ze hadden samen een heerlijke tijd van goede wijn en ‘gepermitteerde vrolijkheijt’. Maria diende bij mejuffrouw de weduwe wijlen de heer Panneboeter en dat was waarlijk een goed dienstje in een hervormde regentenfamilie.

De goedlachse Maria had aan Nicolaas een vrolijke kameraad, maar het werd nu hoogste tijd om op huis aan te gaan. Maria had een jonge vrachtrijder bereid gevonden om haar op zijn wagen naar Fijnaart te rijden en Nicolaas kon mee. En daar lagen ze nu te mallen en te grollen in het hooi op de kar. De avondlucht had hen een beetje afgekoeld, maar er was toch een duidelijke intieme vrolijkheid op de wagen te voelen. Nicolaas Huijsers, de meestermetselaar uit Fijnaart en zijn dorpsgenote Maria den Rooijen, de vrolijke dienstmeid uit huize Panneboeter, hadden een plezier van jewelste.

Onderweg hadden ze nog even een herberg in Klundert aangedaan en de kastelein het nodige laten aanvoeren. Zo waren ze ondertussen ‘in alle vriendelijkheijt voortgereden en aangekoomen tot aan den Fijnaartsen Langenweg’. Nicolaas had ‘m goed zitten door als die Zevenbergse en Klundertse wijnen en was er, zo ze dat zeggen, behoorlijk door bevangen. In die spirituele overmoed had Nicolaas het in de zin gekregen liever te voet samen met de lachend en begrijpend daarmee instemmende Maria verder te gaan. Ze riepen naar de voerman dat ze eraf wilden en Nicolaas gaf aan dat ze de afgesproken reiskosten van twee guldens wilden voldoen waarbij hij negenendertig stuivers in de voermanshand legde en Maria de resterende stuiver eraan toevoegde. Wat een lol, wat een geschater. Ze waren in de beste luim van de wereld met al die vrolijke snakerij.

Edogh, toen Nicolaas van de kar was afgesprongen, gaf Maria al lachend en schertsend op een toon van vrolijke spot hem te kennen, dat zij met de voerman verder wilde rijden. Sterker nog, ze riep Nicolaas, dat hij weer bij haar op de kar moest komen. O, die wispelturigheid van vrouwen, wat een gedoe…, wat een gedoe. De voerman had geen zin om aan al die grolligheid mee te doen en liet het paard weer aantrekken en ze reden verder richting het dorp. Daar ging de vrolijke Maria en de afstand tussen haar en Nicolaas werd groter en groter. Nicolaas liep erachteraan en trachtte in zijn bonkend hoofd enige orde te scheppen. Daar ging zijn plannetje. Sterker nog, daar ging die vrolijke Maria… Na de vrolijke tocht, het hossen op de kar en de vele wijn zakt te vermoeidheid Nicolaas toch wel fors in de benen. Hij heeft het erg warm en bij iedere stap achter de kar aan voelt hij zijn krachten afnemen. Wat te doen?

Gepermitteerde vrolijkheijt…
Gepermitteerde vrolijkheijt…

Het was inmiddels flink zomeravond geworden en terwijl ze hadden stilgestaan om te betalen was ene Otto Maaskant op de vrolijke boel aan de anders zo saaie Langeweg afgegaan en had zich ermee bemoeid. Het had Nicolaas nogal gestoord. Laat hem nou alleen met Maria mallen en bemoei je er niet mee! Zonder al te veel na te denken had hij de spotternij voortgezet, met de bedoeling Maria den Rooijen eens flink te laten schrikken. Hij zou die spottende stem van Maria op zijn beurt wel eens beantwoorden. Hij grijpt naar de zak van zijn wambuis en haalt een ‘sakpistooltie’ tevoorschijn waarvan hij weet dat het met los kruit en niet met een kogel geladen is. De kar met de mallende Maria is nog redelijk in de buurt en hij schiet zijn pistooltje af. Een onverwacht hevige knal verbreekt de verder zo stille weidsheid van de polder. Maria schrikt zich wezenloos en gaat er vanuit dat Nicolaas op haar geschoten heeft! Ze denkt dat hij zo boos geworden is, dat hij in woede en met kwade bedoeling haar ‘met scherp’ om de oren geschoten heeft. Ze is zo verschrikt en ontsteld, dat Nicolaas daar weer behoorlijk van opkijkt, hard naar de kar toe rent, erop klimt om haar te omarmen en met kussen en vriendelijke woorden te overreden dat hem niets kwaads in de zin was. Het was een grapje… O, is dat nu een grapje… Ze kan er niet om lachen. Maria is totaal ontdaan en er blijft Nicolaas niet anders over dan weer van de kar af te klimmen en te voet verder te gaan naar zijn huis.

Omdat Maria compleet van de wijs is over het hele gebeuren heeft ze uiteindelijk op aanraden de baljuw Jan van Doorn [2] opgezocht en hem het hele verhaal in geuren en kleuren verteld. Dan gaat de wet in werking. Nicolaas Huijsers wordt ter verantwoording geroepen en moet zich nader verklaren.

Dat doet hij na een paar nachten slecht geslapen te hebben, vooral omdat hem ter ore is gekomen dat de schout een criminele procedure tegen hem gestart lijkt te zijn. Maar dit loopt even uit de hand… Al zijn vleierijen bij Maria hebben geen nut meer als het eenmaal aan de schout bekend is geworden. Hij, Nicolaas Huijsers, meester metselaar van Fijnaart, zou in een dolle bui met zijn pistool op Maria den Rooijen geschoten hebben. Daar moeten ze het fijne van weten en zo staat Nicolaas op vijfentwintig november 1752 met zijn hele verhaal in het Dorpshuis voor ‘het volle collegie’ van de ‘edelachtbare heren burgemeester en schepenen van Vrouw Jacobs Landt, anders genoemt den Fijnaart’. Nicolaas Huijsers zaak komt voor de voltallige vierschaar, nota bene.

Lees ook de andere delen van dit verhaal

Noten

[1] B.H.D. Hermesdorf, De herberg in de Nederlanden. Een blik in de beschavingsgeschiedenis, Assen 1957.
Omstandigheden die de drang tot (seksuele) omgang met de ander bevorderden waren feestdagen zoals Pinksteren en Kerstmis of een bruiloft, maar vooral de kermis in de eigen of nabij gelegen plaats. Zie vooral Donald Haks, Huwelijk en gezin in Holland in de 17de en 18de eeuw, Utrecht 1985.

[2] In de eerste plaats is de baljuw een gerechtelijke politie-ambtenaar, belast met de ordehandhaving en de misdaadbestrijding in het ambtsgebied. Als vervolgingsambtenaren spoorden baljuws de misdrijven op en traden voor de rechtbanken op als openbare aanklagers. Zij waren zelf geen rechters, maar waakten over de objectiviteit van de rechtbanken. Zijn werk is enigszins vergelijkbaar met dat van de schout, die had een drieledige functie. Hij vormde samen met de schepenen en de secretaris het dagelijks bestuur van de gemeente. Daarnaast was de schout de aanklager in criminele zaken, en zat hij de rechtszittingen van de schepenbank voor. Tenslotte was de schout evenals de baljuw hoofd van politie. Als voorzitter van het plaatselijk bestuur, hoofd van de plaatselijke politie en officier van justitie lijkt de functie van schout nog het meest op die van de huidige burgemeester. Zo wordt de baljuw of de schout ook in die tijd soms wel genoemd.

Jan van Doorn noemt zich in deze stukken: ‘baljuw en schout deeser heerlijkheijt’.

Bron

West-Brabants Archief, toegang 0407, Schepenbank Fijnaart inventarisnummer 74, Criminele rol, aug 1740-juli 1802, in de digitale versie vanaf p.35 ev.; 20-8 1752.

 

 

Reacties (1)

Marilou Nillesen
Marilou Nillesen bhic zei op 16 april 2024 om 21:31
Dag Hans, hartelijk dank voor deze (en de andere gekoppelde) verhalen! Je slaat de spijker op z'n kop als je zegt dat in archiefstukken soms prachtige geschiedenissen weer tot leven komen. En gelukkig heb jij deze verhalen aan het papier toevertrouwd en gedeeld op onze site; dank daarvoor.

Reageer op dit verhaal

Heb je al een account? Log in met je gegevens.

Heb je nog geen account? Plaats zonder inloggen, of Registreer een account

Help spam voorkomen en los de volgende som op:
Geef mij een andere som.