Notaris-, schepen- en andere akten

124 Jacobus Broeren meerderjarige j.m. bekent schuldig te zijn aan Jan Roelof Kraals en n.n. Knoop e.l. 700 Caroli guldens. Waarborg: onroerende goederen onder Linden: n.l.: een huis, schuur, moeshof en bijgelegen bouwland, palende enerzijds: Jan Aarts, anderzijds: de gemene straat; met beide einden: de gemeente. Idem: bouwland, genaamd Eijtjes Camp en tenslotte nog de helft in bouwland aan de Maas (waarvan de andere helft toebehoort aan Maria Hendrix). In de marge: Is ons subst.schout en schepenen van de Hoofdbank van Cuijk gebleken uit een kwitantie van Roeloff Jacob Kraals, schoolmeester te Grave, dat het kapitaal van 700 gulden door Landschrijver van Hoijtema uit de kooppeningen van de verkochte onderpanden is afgelost. Zo wordt nevenstaande obligatie en verbandsbrief geroyeerd en gecasseerd te Cuijk d.d. 21 2 1771.

122 Gerrit van der Logt en Thomaske Jans e.l. bekennen schuldig te zijn aan Willem Johannis Heinsius, beziender van Zijn Hoogh. Tollen en Licenten op de Maas te Cuijk en Sophia Helena van Stammen e.l. Waarborg: een huis, smidshuis, moeshof en bouwland te Haps, palende enerzijds: Huijbert Jans; anderzijds: de comparanten; met het ene eind: ’t kerkeland en met het ander eind: de heide.. Idem bouwland a/h Schaarse hecken. Nog een stuk bouwland.

113 Cornelis van Ladesteijn, meerderjarige j.m. verklaart schuldig te zijn aan Jan Sweermans en Theresia van de Middegaal e.l. 600 guldens ad 20 stuivers hollands het stuk. Waarborg: een huis, schopje en moeshofje te Cuijk, palende Oost: Elisabet Keunen, West en Zuid: Juffr. Hendrina van de Middegaal en Noord: de Maasstraat, vrij allodiaal erf. In de marge Uit een kwitantie van Jan Sweermans en Theresia van de Middegaal e.l. heden onder de originele obligatie en verbandsbrief gesteld is ons gerechtspersonen gebleken dat het kapitaal van 600 gulden door Cornelis van Ladestein aan hen is voldaan met het verzoek deze obligatie te mogen royeren, hetgeen geschiedt d.d. 10 April 1775.

101 Willem Zenten en Maria Jacobs e.l. verklaren schuldig te zijn aan Willem Johannes Heinsius, beziender van Zijn Hoogheids Tollen en Licenten op de Maas te Cuijk en Sophia Helena van Stammen e.l. 200 gulden ad 20 stuivers Hollands het stuk. Waarborg: 3 percelen bouwland groot ca. 2 Holl. morgen aan de Galberg onder Klein-Linden, n.l. 5 lopen bouwland, jaarlijks belast met 9 stuivers en 6 penningen thijns a/h Comptoir van Zijn Hoogheid te Grave; 6 lopen bouwland en nog 5 lopen bouwland. De 3 percelen samen in het geheel belast met 2 ½ vat gerst, jaarlijks te betalen met 1 gulden,1 stuiver en 14 penningen a/d kerk te Cuijk, verder vrije allodiale erven. Het recht van de 40e penning is aan W.Torsink betaald. In de marge: Willem Johannes Heinsius verklaart dat het kapitaal ad 200 gulden met een jaar vervallen intrest, samen 208 gulden door de predikant Elsnerus was voldaan. Hij overlegt gekwiteerde obligatie met het verzoek deze ten protocolle te royeren, hetgeen geschiedt Cuijk d.d. 1 Mei 1762.