Willem Aert Loijen is alhier verschenen en verklaart dat meester Jan Scheenkens als vorster, een beest van Willem heeft *gepand* vanwege een contributie waarvan Willem beweert dat die is betaald. Verder beklaagt Willem zich over de vele onnodige extra kosten die hem daarin worden opgelegd door de vorster en hij Willem is niet bereid die te betalen. Actum als voor.
Schepenen, na aanwijing van de stadhouder appointeren dat de comparant het recht krijgt de volgende zitting in verweer te komen tegen de onkosten en dat hij de koe onder borgstelling terug zal krijgen mits dat hij de vorster daarvan zal verwittigen.