Archieven

48 Ondervraging onder ede door de Rechtbank van Jan van den Heuvel, Jacobus Daamen en Martinus Simons op verzoek van M. Rutten te Boxmeer, Johannes van de Voordt te Beugen, de weduwe D. Kruger en haar zoon J.C. Kruger, handelend onder de firma van de weduwe Kruger en zoon te Nijmegen. Naam: Jan van den Heuvel, 46 jaar, secr. van de Rechtbank te Beugen, wonend te Beugen. Jacobus Daamen, 54 jaar, schepen van de Rechtbank te Beugen, wonend te Beugen. Martinus Simons, 36 jaar, zadelmaker, wonend te Beugen. Bereid tot getuigenis:alle drie zeggen ja. Is Jan van den Heuvel present geweest te Boxmeer 21-3-1804 op de verkoping van goederen ten huize van C.J. Jurgens te Boxmeer gehouden door Arnoldus Lemmens en Antoon Simons: Ja. Heeft Jan van den Heuvel deze goederen herkend als zijnde in het huis van H. Hasfleij en C. Wischenbach ten tijde van zijn inventarisatie op 14-6-1801: Hij meent van wel. Heeft Gertruij van de Voordt, thans getrouwd met Arnoldus Lemmens, Jan van den Heuvel gevraagd om haar belang te behartigen met de crediteuren van H. Hasfleij en echtgenote in de transactie van 25-7-1801 en daarbij haar vordering van F 415,- op te geven: Ja. Was het Jan van den Heuvel, Jacobus Daamen en Martinus bekend dat Mr. G. de Keschietre van Havre als gevolmachtigde van H. Hasfleij en echtgenote, voordat de transactie 25-7-1801 plaats zou vinden alle crediteuren heeft opgeroepen: Ja. Zijn crediteuren wettig erkend: Ja. Gertruij van de Voordt was zelf aanwezig. Martinus Simons zegt gehoord te hebben dat zij Jan van den Heuvel heeft verzocht haar belang te behartigen. Zijn zij alle drie betaald voor hun aanspraak ten laste van H. Hasfleij en echtgenote: Ja.

44 Ondervraging door de Rechtbank van Joseph Bonsels op verzoek van Peeter Kneepkens ter voldoening van schepenen van Leende, Heeze en Zesgehuchten d.d. 5-6-1804. Naam: Joseph Bonsels, 40 jaar oud, pachter van het veer op de Maas te Afferden. Bereid tot getuigenis: Ja. Kent hij Ludwig Romer wonend en burgemeester van Weeze: Ja. Blijft hij bij zijn verklaring d.d. 10-5-1803 voor het Gerecht van Beugen afgelegd: Ja. Zijn verklaring 10-5-1803: Bonsels heeft onder ede verklaard dat de afspraak tussen hem en Peeter Kneepkens in oktober 1799 was, dat Bonsels een partij tarwe of wijt over de Maas zou zetten en door Willem van den Berg te Vortum zou worden opgehaald. Deze tarwe zou gekocht worden van Ludwig Romer, koopman en agent, thans burgemeester van Weeze, met expres beding, dat deze tarwe pas geleverd zou worden wanneer dit bepaald werd. Hiervoor zou Bonsels 2 ¼ Franse kroon per kar worden betaald. Dit zou Ludwig Romer specifiek medegedeeld worden, waarna Kneepkens direct terug naar Weeze vertrok. Enkele dagen later werd onverwacht en zonder afspraak de tarwe geleverd door Ludwig Romer, waarna deze door de Franse douane in beslag werd genomen. Heeft hij nog iets toe te voegen: Hendrik Koopman, wonende te Weeze, waarvan hij veronderstelde dat hij in compagnie met Lodewijk Romer als korenhandelaar werkte, zou een hoeveelheid tarwe leveren uit naam van Romer. Koopman zou hem hebben gewaarschuwd dat de leverantie binnenkort zou plaatsvinden, en op welke wijze zou dit het best kunnen, zodat de Franse douane dit niet zou kunnen ontdekken. Wat er verder tussen Romer en Kneepkens is afgesproken, weet hij niet.

42 Ondervraging door de Rechtbank op verzoek van Peeter Kneepkens, wonende te Leende in de Meijerij van 's Hertogenbosch. Naam: Dina Toebaerts vrouw van Willem van den Berg, wonende te Vortum, ca. 43 jaar oud. Bereid tot getuigenis: Ja. Kent zij Peeter Kneepkens en Jan Hendrik van Moock: Ja. Blijft zij bij haar verklaring d.d. 23-3-1804 voor het Gerecht van Beugen afgelegd: Ja. Heeft zij nog iets toe te voegen: Neen.