Archieven

39-vervolg * Specificatie van onkosten gemaakt door Hr. Wernaert van de Ven i.v.m. de nalatenschap van Willem van Luth over een totaalbedrag van 565-11-0. Hierin worden betalingen aan personen opgegeven en bijzonderheden o.a.: Mighiel van Oirschot, Adriaen Geerarts de Roij timmerman voor een doodkist met 10 schroefnagels, Anthony Hermans voor luigeld en het maken van het graf, aan de kerkmeesters voor de kerkrechten, aan Gijsbert van Dijck voor geleverd lint voor de takken van de dragers als vanouds gebruikelijk, een linnen doodskleed, het reinigen van het lichaam ontkleden en afleggen, de kar waarmee de zieke van Luth van Bladel naar Waalwijk is overgebracht nl. drie dagen mede vanwege ‘de strenge coude, sware sneeuw ende ongebaende wegen, door de strenge kou genoodzaakt een andere chirurgijn aan te stellen; levering van 700 koeken, de huisvrouw van Peter Schut vanwege geleverde wijn, brandewijn en jenever gedurende de ziekte en de begrafenis, op uitvaart en begrafenis zowel oude als jonge lieden getracteerd in totaal 52 personen, vuur en licht op de uitvaart vanwege de harde kou. Vanaf september 1694 is van Luth langdurig ziek geweest en is hij i.v.m. zijn kwalen genoodzaakt geweest de hulp in te roepen van chirurgijn van de Ven, die hem veelvuldig medicamenten en medicijnen heeft gestuurd. Uiteindelijk is hij overgebracht op 11 januari 1695 naar het huis van chirurgijn van de Ven en die verklaart t.a.v. de patiënt ‘alhier thuys comende hebbe bevonden aen zyn rugh en heupen verscheyden accedenten te hebben seer swart gegraneert sijnde vergeselschapt met een grooten viementen stanck en vuyligheyt der selven twee of driemael des daeghs, als mede des naghts verbonden en verschoont tot den eynde zyns levens toe’. Voor vuur licht kost en drank voor de wakers; voor kost drank suiker en kruiden voor de patient zelf; in october 1688 heeft van Luth een koffertje met 1000 gulden naar Waalwijk gebracht; in november van dat jaar, na de brand te Bladel, heeft hij enige dagen gelogeerd te

39 Serie documenten in een omslag genummerd no.16. * Heer Johan Philips geboren Baron van Leefdael Heer van Waalwijk, heeft een request ingediend wat is doorgestuurd naar de Raad en Leenhof van Brabant. Het stuk is ondertekend door B. van der Haer – 27 januari 1696. * Request van van Leefdael waarin hij verklaart dat de heerlijkheid Waalwijk in 1364 door de Hertog van Brabant is uitgegeven aan de Heer van Brederode en wel ten eeuiwgen dagen met de heerlijkheid en het gericht, hoog en laag, met renten, cijnzen, boeten en vervallen. Ook refereert hij aan het feit dat ook bastaardgoederen aan hem zouden toekomen, maar de domeinen claimen dit recht en leggen beslag op goederen van een overleden bastaard, die niet met naam en toenaam wordt genoemd – 27 januari 1696. * Erfelijk transport van het dorp en de vrijheid Waalwijk met alles wat daar toe behoort. Hierin wordt de uitgiftebrief aan Reynout van Brederode in extenso weergegeven van Wenselaus van Bohemen dd. Sint Jan Baptist 1364 zoals die is geregistreerd in de rekenkamer te Brussel – 27 januari 1696 en op de achterzijde staat aangetekend dat hiervan aan landsadvocaat de Heer van der Hoop een kopie heeft ontvangen dd. 7 september 1751. * Willem van Lut[h] controleur en commies van de convooien en licenten te Bladel verklaart schuldig te zijn aan Margarita van de Ven wonende te Breda een som geld van 150 Carolusguldens voortvloeiende uit geleende gelden. Hij belooft ze te betalen op 3 januari 1694. In hetzelfde stuk wordt tevens gesproken over een obligatie van 1000 gulden ten mane van drosaard, schepenen, borgemeesters en de zes mannen der vrijheid Waalwijk, het corpus vertegenwoordigend, dd. 10 december 1688. Ondertekend door P.Molengraeff 3 januari 1693. * Verklaring over een lening door W. van Luth te Bladel van 18-1-8 en de belofte die te restitueren – 6 september 1694, geregistreerd door de secretaris van Bladel 12 januari 1695.

29 Extract uit de domeinrekening van 30 december 1623 van rentmeester van den Leene in het kader van het octrooi van de vrijheid Waalwijk voor het heffen van weg- of kasseigeld om uit de opbrengst daarvan een steenweg te kunnen maken tegen een recognitiecijns van 1 Carolusgulden.

296 Brief aan de regenten van Waalwijk met een verzoek om de rekening van het weggeld te overleggen.