Archieven

44 P.F.G. de Quaij, kolonel en commandant van de stad Grave als executeur testamentair van de nalatenschap van wijlen Francina Maria de Quaij, douairière van wijlen Jacobus de Quaij, in leven kapitein, volgens testament dd. 28-12-1805 voor notaris W. Smits te Grave gepasseerd verklaart dat wijlen Francina voornoemd is overleden ’s nachts van 1 op 2 juli j.l. ten huize van Gerrit Poulussen, zodat schout en schepenen zich begeven naar het sterfhuis en aldaar de zegels verbreken om over te gaan tot inventarisatie, op aanwijzing van dienstmeid Johanna van Loon, in aanwezigheid van W. G. van Oijen als erfgenaam van de overledene. Genoemd worden: 1. Codicil dd. 15-09-1808 gepasseerd voor notaris W. Smits; 2. Een obligatie van f 2.700,-- dd. 11-05-1805 ten laste van kapitein Gabriel Ludwig de Huster de Frinisberg met borgstelling van al zijn goederen onder Vierlingsbeek; 3. Een onderhandse obligatie van f 500,-- dd. 01-02-1805 ten laste van Johannes Geurts en zijn vrouw Johanna Tijssen, wonend te Beers; 4. Een beursje met wat geld en verder een heleboel huisraad.