'Alsoo alhier voor schepenen van Vechel seecker proces was opgestaan ende geresen tusschen Peter Aert Loijen, woonagtig tot Gemert, als man ende momboir van Hendersken dogtere Hendrick Thijssen, sijne huijsvrouw, ende sig fort ende sterck maekende voor Teunisken Hendrick Thijssen, sijne huijsvrouwe minderjarige suster', als aanlegger en eiser 'van behoorlijcke reeckeninge, bewijs ende reliqua des administratie van den boedel der voornoemde twee naergelaten kinderen', en Teunisken is nog geassisteerd door haar voogd Arien Hendrick Smits, aan de ene zijde, en Aert Jan Lamberts van der Hagen als man van Anneken weduwe van Ansem Hendrick Thijssen en Emken weduwe van Hendrick Peters, 'in hunne leven gewesen momboirs van de voorschreven naergelaeten kinderen van Hendrick Thijssen, gedaegdens', aan de andere zijde. Er is een accoord gesloten. De gedaagden moeten aan de aanleggers 75 gulden betalen, waarvan zij 50 gulden betaald hebben.
Getuigen: Adrij Smits en Marten Oppers, schepenen, en H. Bijmans, substituut-secretaris
Bijschrift: Peter Aert Loijen als testamentair erfgenaam van wijlen Theunisken Henrick Tijssen, verklaart op 26-07-1708 de resterende 25 gulden ontvangen te hebben van Aert Jan Lamberts. Getuigen: Jacob Martens van Tillaer en Hendrick van Kilsdonck, schepenen, mijn present M. Niekens, secretaris