Dat het derde, vierde en vijfde lid van het verzoek der supplianten zij heren commissarissen moeten opmerken dat het een waarheid is, dat de weg gaande naar Orthen , sedert dat die op order van de Ed: Mo: bij het aanleggen van de nieuwe werken buiten de Orthenpoort is verlaagd en versmald, veeltijds niet practicabel is geweest, dat de intentie van haar Ed: Mo: is geweest in zulk geval een andere weg of passage over de nieuwe Bosdijk aan de supplianten te vergunnen als blijkt uit haar Ed: Mo: resolutie van 24 januari 1737, dan dat de voorschreven nieuwe dijk niet de volkomen breedte heeft en hoogte, om te kunnen worden gebruikt; dat vervolgens zij heren commissarissen van gedachten zijn, dat aan de supplianten zou kunnen worden vergund om de bagger die zij krijgen door het verdiepen van de Dieze kunnen gebruikken tot verhoging en verbreding van de Bosdijk tot op een zekere bepaalde hoogte en breedte, waardoor aan de drie laatste verzoeken der supplianten enigermate zal worden voldaan.
Waarop gedelibereerd zijnde is goedgevonden en verstaan dat in het 1e lid der supplianten verzoek om stenen bogen te maken in de openingen van de steenwegen mits daarvoor een geschikte som wordt toegelegd zowel voor het maken als het onderhouden van die bogen niet kan worden getreden; dat de deliberatie over het 2e lid om een 2e sluis te leggen in de gracht van de Papenbril, zal worden uitgesteld totdat de heren commissarissen het antwoord hebben ontvangen van de magistraat van de stad en daarna zal een nader rapport worden opgesteld; ten slotte te permitteren aan de supplianten om de bagger die ze uit de stadsdieze halen te brengen naar de nieuwe Bosdijk en die te mogen gebruiken ter verhoging van de dijk, te weten om daar een egale doorgaande hoogte te hebben,