Archieven

446 Dirck Janssen Cuenen (35), ketelaar en Arien Ansems van de Ven (32) uit Schijndel met een verklaring t.b.v. Handrick Jan Handrick Voets, dat zij op 24-5-1658 op vrijdag aan steenoven van Adriaen Lamberts te Olland de stenen hebben gehaald voor Dirck Janssen, ketelaar de eerste attestant, die hij van Arien Lamberts had gekocht, waar op dat moment ook Handrick Jan Handrickx Voets aankwam om ook stenen op te halen die hij had gekocht, maar de attestanten hebben toen arien tegen Handrick horen zeggen, dat Handrick Janssen aldaar stenen haalde en dat hij de stenen niet had gekocht zeggende: “Gij sijt een schelm, een dieff” en dat verschillende malen herhaalde en voegde er nog aan toe: “U vader helpt u stelen, gij hebt wel een schouw thuijs gevoert, gij hebt beide stercke peerden, gij haelde hem met gewelt thuijs, ick meijnde, ick had eerlijcke luijden gehadt ende ick en heb maer scelmen ende dieffven.” Getuigen: Dirck Ansem Dirckx en Handrick Janssen uit Schijndel.

445 Dirck Janssen Cuenen (35), ketelaar van beroep en Handrick Janssen Morselaer (28), beiden uit Schijndel met een verklaring t.b.v. Handrick Jan Handrickx Voets, dat zij op 20-5-1658 met genoemde requirant zijn geweest ten huize van Arien Lamberts wonende te Olland onder Sint Oedenrode en daar gehoord te hebben, dat de requirant van Arien Lamberts heeft gekocht “allen de steenen nodich tot eene schauw wijt 14 of 15 voeten, behoudelijck dat inde selve schauwe egeene boogen souden worden gemetst, dat oock den requirant de steenen tot de pijp van de selve schauwe boven dackx selff soude moeten doen”; voor die stenen zal hij de som betalen van 22 gulden en 10 stuivers, die Arien Aert Jan Geerlinghs hem had beloofd of gegeven en samen hebben ze de wijnkoop gedronken. Getuigen: Dirck Ansem Dircx en Arien Ansems van de Ven, beiden uit Schijndel.

440 Jasper Elias, borgemeester te Schijndel verklaart, dat de korporaal van het volk van de landdrost en zijn zwager Jan Franssen hem hebben afgeperst een bedrag van 9 gulden en twee karren hooi gehaald hebben voor de korporaal op de Blauwe Sluijse te Gewanden en die naar Boxtel vervoerd, waar hij 2 gulden aan verdiend heeft en 10 stuivers “ter oirsaecke, dat sij hem op eden, dat hij eenige raders soude hebben genomen, dwelck hij verclaert valsch ende onwaerachtich te sijn.

438 Mathijs Delissen van Goch, paardenmeester (peirdtmester) te Schijndel met een verklaring t.b.v. Willem Goijaerts, hopkoper aldaar en verklaart waarachtig te zijn “dat alsulcken twee swartte col tuijndpeirden afftants als den voorscreven Willem requirant van een drossaert van Sevenbergen verklaart gekocht te hebben, besmet sijn met eenen druijpert soo quaet als moortdroes, die niet en betert als met die doodt sulcx dat die neusen continuelijck druijpen”; de comparant is verzocht de beide paarden te visiteren en cureren voor zover, dat doenlijk is en hij heeft bij beide paarden hetzelfde gebrek geconstateerd. Getuigen: Jan Jorissen en Jan Adriaens van den Biechelaar.